Vorige week was ik bij mijn oude improvisatie-vereniging Placebo, die een voorstelling speelde gebaseerd op de Top 2000. Een format dat ze helemaal zelf bedachten en ontwikkelden, met docent Ingrid Kluft. Het was een leuke avond met een goede show en een volle zaal, met ook veel bekende gezichten uit de impro-wereld. Al bier drinkende bedacht ik: wat mij betreft mogen meer groepen originele formats gaan spelen. In deze blog 5 redenen om dat te doen.
1. Je onderscheidt je als groep
Nederland is bezaaid met improvisatie-groepen met veelal een eigen stijl en signatuur. Toch spelen veel groepen dezelfde formats, zoals theatersport of de vloer op. Daar is ook niks mis mee, ik doe dat ook nog steeds met veel plezier. Alleen, echt onderscheidend is het niet. Door zelf een format te bedenken en ontwikkelen, doe je dat wel. Helemaal als je dat combineert met je eigen speelstijl natuurlijk.
2. Je verrast je publiek
Improvisatie is altijd anders en altijd hetzelfde, hoor je wel eens. Hoewel dat licht cynisch klinkt, schuilt er wel een kern van waarheid in. Het valt voor sommige groepen dan ook niet mee om publiek te blijven trekken. Een nieuwe show die nergens anders te zien is, kan een extra reden zijn voor toeschouwers om weer eens een kaartje te kopen. Bovendien kun je aanhaken bij de actualiteit, de genoemde Top 2000-voorstelling van Placebo is daar een perfect voorbeeld van.
3. Je daagt je spelers uit
3. Nieuwe formats bedenken en ontwikkelen, zorgt ervoor dat je als groep steeds weer een nieuwe uitdaging hebt. Dat kan ook helpen om spelers met meer ervaring en/of ambitie langer bij je groep te houden. Als ik voor mezelf spreek: ik denk niet dat ik tien jaar lid van Placebo was gebleven als we niet regelmatig nieuwe voorstellingen maakten. Ik kon daar op een andere manier mijn creativiteit kwijt en heb er bovendien ook veel van geleerd.
4. Je inspireert je docent
Wat voor spelers geldt, gaat in zekere mate ook op voor docenten: je hebt er meer aan als ze geïnspireerd worden. En een nieuw format ontwikkelen kan ervoor zorgen dat een docent die anders niet te porren zou zijn voor een reeks lessen, de uitdaging dan wel aanneemt. Of een stapje extra zet. Tenminste, dat merk ik bij mezelf en ik hoor het ook van collega-docenten. Zo maakte ik met veel plezier voor Tartrek een format gebaseerd op Alice in Wonderland (waar ik overigens nog graag wat meer mee zou willen doen, bel me).
5. Je weet maar nooit
Veel nieuwe formats speel je maar een paar keer, maar je weet nooit hoe het balletje rolt. Het concept van Impro Weerwolven, dat ik jaren geleden bedacht n.a.v. een idee van toenmalig Placebo-docent Jacqueline Fleskens, is daar een goed voorbeeld van. Ik had verwacht het één keer met Placebo te spelen, maar die ene voorstelling was zo leuk dat we het nog een keer wilden spelen. En nog een keer. Het sloeg vervolgens over naar andere groepen en inmiddels ben ik in het hele land geweest om workshops te geven. De voorstelling wordt van Leeuwarden tot Antwerpen gespeeld en in het Engels op festivals in Frankrijk, Finland en Spanje. Een ander mooi voorbeeld is de improvisatie in Quentin Tarantino-stijl die in korte tijd opgang heeft gemaakt (en zelfs zoveel gespeeld wordt dat ik niet weet waar het oorspronkelijk vandaan komt*). Wat ik maar wil zeggen is: je weet nooit hoe het loopt en voor je het weet heb je ineens een hit te pakken. En dat is leuk.
Dat is ook meteen stiekem de laatste reden om eens zelf een format te ontwikkelen: het is heel leuk om te doen. Natuurlijk heeft verzinnen om het verzinnen niet zoveel zin en als je er geen goed gevoel bij hebt, moet je het vooral niet doen. Maar als je dat wel hebt zou ik zeggen: trek aan die stoute schoenen en laat je creativiteit de vrije loop.
*ingefluisterde update: dat is een creatie van Paper Street theatre uit Canada en via Impro Amsterdam en Jochem Meyer van Easylaughs overgewaaid naar Nederland.