Het afgelopen jaar gaf ik vier keer een workshop aan ervaren improspelers die hun eerste stappen als impromuzikant willen zetten. Het waren inspirerende middagen (voor mij in ieder geval) waar een aantal tips vaker voorbij kwam. Die deel ik graag met alle andere impro-spelers die graag eens met een muziekinstrument op het podium zitten.
1. Focus op de emotie
De meeste improvoorstellingen spelen in een kaal theater (jammer eigenlijk, zie mijn vorige blog). Als muzikant vorm je vaak dus de enige achtergrond voor de scènes. Laat jouw muziek beïnvloeden door de emoties die de personages doormaken, je zult zien dat die emoties dan vanzelf groter worden. Ik begin een scène altijd met neutrale muziek. Zo help ik spelers die geneigd zijn direct problemen te introduceren om het nog even gezellig te houden. Daarna volg ik de energie van de scène. Wordt het spannend? Dan speel spannende muziek. Is het dramatisch, gaan de strijkers aan. Overigens volg ik niet alleen maar want:
2. Durf in te grijpen
Als speler in de scène is het soms moeilijk om te zien wat er nodig is. Als muzikant sta je net buiten de scène en zie je het vaak wel. Durf de spelers dan te helpen. Kabbelt het en moet de spanning omhoog? Begin verwachtingsvolle muziek op te bouwen. Hebben we allemaal door dat er een romance gaat ontstaan, maar draaien de spelers er omheen? Laat de romantiek muzikaal vast klinken. Vaak zullen de spelers zo’n ingreep onbewust feilloos oppakken. Wordt er dan toch gezongen?
3. Hou liedbegeleidingen eenvoudig en voorspelbaar
Hoeveel ik ook van progrock hou, die gasten hebben hun 7/8 maten en uitstapjes uit de toonsoort rustig kunnen componeren. Een improzanger moet de melodielijnen ter plekke componeren, tegelijk met het bedenken van tekst en het in de gaten houden van een verhaal.
Je helpt de zangers door een eenvoudig, duidelijk, herhalend akkoordschema. Hoe meer ervaring je zangers hebben hoe meer je kunt uitpakken met spannendere begeleiding. Net even iets anders in refrein of brug, moduleren na het laatste refrein, dat soort geintjes. Eenvoudig wil trouwens niet zeggen makkelijk. Ik ben regelmatig een tijd bezig geweest voor ik enorm goede muzikanten zo ver had dat ze een eenvoudige begeleiding konden spelen. Je virtuositeit bewaar je maar voor in de pauze, tijdens liedbegeleiding ben je dienend.
4. Werk vooral met ritmes en speeltechnieken
Die eenvoudige akkoordschema’s kun je vervolgens aankleden met diverse speeltechnieken en ritmes. Hiermee kun je binnen de eenvoud toch afwisselende muziekstijlen neerzetten. Varieer met soorten aanslag, het verleggen van je accenten. Dat laat zich op papier allemaal wat lastig uitleggen, maar ik heb een voorbeeld ingespeeld met een stuk of 5 manieren om hetzelfde akkoordschema (I V VI IV) op piano te spelen en als bonus 3 op gitaar.
5. Gebruik haakjes voor je stijlen
Het kan wat imponerend zijn al die muziekstijlen die je als impromuzikant zomaar op moet kunnen lepelen. Toen ik begon beheerste ik er een stuk of 5. De presentator wist welke en regelde steeds keurig dat die stijlen uitgevraagd werden. Via Youtube (how to play <stijlnaam> piano/gitaar) heb ik me steeds meer stijlen eigen gemaakt. Ik zoek daarbij steeds naar een haakje, iets wat kenmerkend is voor die stijl. Bij rock en roll is dat de lopende bas, bij reggae de afterbeat. Als ik een stijl moet spelen ga ik vanuit dat dat haakje spelen. Als de spelers geloven dat ik de gevraagde stijl speel gaat het publiek vanzelf mee. Op deze manier train ik groepen trouwens ook in het zingen van stijlen.
6. Zorg voor verschillende klankmogelijkheden
Een piano is tof, maar altijd een piano. Een elektrische piano kan vaak ook een marima, strijkensemble, orgel en clavinet zijn. Best lekker om tijdens twee uur voorstelling eens te kunnen wisselen naar een ander geluid. Zo’n elektrische piano heeft als voordeel dat je het volume kunt controleren. Ik gebruik daar trouwens een pedaal voor zodat ik mn handen vrij heb. Naast piano speel ik een paar akkoorden gitaar. Net te weinig voor een hele voorstelling, maar voldoende om 1 of twee scènes per avond op gitaar te doen, ook dat is een fijne afwisseling.
Voor de gitaristen is het fijn om wat effecten te hebben. In ieder geval een overdrive/distortion, maar ook wat galm en wha/phaser doen het goed. Zorg als gitarist sowieso voor een kleine versterker. Je kunt dan ook je losse tokkels en melodieën met volume laten horen.
Leuk al die mogelijkheden maar…
7. Ken je spullen
Om wat meer verschillende klankmogelijkheden te hebben kocht ik ooit een ingewikkeld keyboard. Een van de mogelijkheden was dat de begeleiding kon starten als je begon te spelen. Tijdens een voorstelling zette ik op het emotionele hoogtepunt een gevoelig stuk muziek in waarna mijn keyboard plotseling een hoempabegeleiding eronder knalde (hallo Moeders Mooiste).
Wat ik wil zeggen, weet hoe je spullen werken en zorg dat je in het heetst van de strijd bij je belangrijkste klanken kunt. Voor mij werkte zo’n keyboard niet omdat ik veel te lang bezig was een stijl te zoeken, maar ik zie collega’s er binnen een seconde de perfecte begeleiding uit toveren. Kwestie van je spullen kennen.
8. Begin klein, maar begin wel
De meest genoemde behoefte tijdens de workshops was, impliciet of expliciet, lef om te beginnen. Maak dat vooral lekker klein. Zelf heb ik twee keer met een training meegespeeld en was mijn vuurdoop tijdens een besloten verenigingsvoorstelling waar ik vrolijk kon experimenteren.
Neem eens een piano/keyboard mee naar de training van je eigen groep en spreek af dat je een paar scènes meespeelt.
Ik ben benieuwd hoe andere impromuzikanten het impromusiceren geleerd hebben en wat beginnende muzikanten nog nodig hebben om te kunnen starten. Laat het weten in de reacties!