Ik ben een grote fan van monologen, vooral bij de opstart van een voorstelling. In mijn eigen gezelschap RIOT gebruiken we heel vaak monologen om scènes of verhaallijnen op te zetten. Maar jammer genoeg zie ik monologen minder vaak dan ik zou willen. In deze post leg ik graag uit waarom de monoloog mij zo dierbaar is.
Disclaimer: Armando’s en “Monologic” formats
Eerst even waar het niet over gaat: als ik het over monologen heb dan doel ik niet op gebruik van een monologist om een voorstelling te inspireren. Wat ik wel bedoel is het gebruik van monologen door de spelers, in het spel.
Voor diegenen onder jullie die formats zoals de Armando niet kennen, een korte introductie:
- Een gast – geen improvisator, maar een Bekende Nederlander/Vlaming – wordt gevraagd een verhaal te vertellen, al of niet geïnspireerd door een suggestie uit het publiek.
- Het vertelde verhaal hoeft niet grappig te zijn, of zelf niet interessant. Het gaat bij voorkeur over een waargebeurde anekdote, die als monoloog opgevoerd wordt.
- De monoloog vormt de inspiratie voor de spelers.
Dit format is genoemd naar de creator: Armando Diaz. Er zijn nog wel meer formats die op monologen gebaseerd zijn: in Nederland speelde Placebo ooit iets vergelijkbaar onder de naam “Monologic” en in België zag ik Inspinazie een voorstelling “Monological” spelen; er bestaan nog wel andere vergelijkbare formats. Google even “ASSSSCAT” of “improv monologue” en je vindt voldoende voorbeelden.
Maar daar ging het dus eigenlijk niet over in deze blog.
Definitie van “Monoloog”
In de context van deze blog is een monoloog niets meer dan een stuk tekst, uitgesproken door één acteur, en niet specifiek gericht aan een ander personage. Dus de acteur (en zijn personage) communiceert niet naar andere acteurs (of hun personages) die ook op de scène staan. Een monoloog hoeft niet lang te duren en hoeft niet grappig te zijn.
Veel hoofden en één verhaal
Even een zijsprongetje: wanneer we een scène of een verhaal improviseren, verzinnen we ter plekke een realiteit. Tenzij je een solo impro speelt, sta je met meerdere spelers op de scène, die allemaal die realiteit staan te verzinnen. Tegelijkertijd. Elke speler heeft waarschijnlijk een basis idee in het hoofd, geïnspireerd door de suggestie(s) uit het publiek. In improvisatie verwachten we dat al die ideeën op een of andere manier samenkomen (of één idee krijgt de bovenhand) zodat we een duidelijke scène krijgen. Met duidelijke personages, die iets duidelijks overkomt en/of een scène die ergens duidelijk over gaat. En dat alles zonder expliciete onderhandeling tussen de spelers. Da’s een vrij hoge verwachting volgens mij, want spelers kunnen elkaars gedachten niet lezen.
Maar goed, als doorwinterde impro spelers zijn we dit gewoo en we doen dat ook. Veelal. Maar ik zie te vaak verhalen of scènes die wiebelen tot alle spelers op dezelfde golflengte zitten. Toegegeven, dat is deel van de charme van improviseren en – voor mij tenminste – is het moment waarop alle spelers het wie/wat/waarom van een scène door hebben echt smullen.
Einde van het zijsprongetje: in de volgende paragraaf merk je waarom we dit zijsprongetje namen.
Monologen voor expositie
Ik hou nogal van het gebruik van monologen voor expositie. Expositie is het begin van de spanningsboog, en niet meer dan een duur woord voor het zetten van Wie, Wat, Waar, Wanneer & Waarom. De reden waarom ik voor expositie van monologen hou heeft te maken met het vorige blokje over veel hoofden en één verhaal: als je je expositie doet met behulp van een monoloog, vermijd je de fase van het “onderhandelen” van de spelers. Dan kan overfrissend zijn.
Om te beginnen nemen sommige spelers graag de tijd om hun personage te ontdekken. Weten dat je als speler de nodige tijd alleen op het podium zal krijgen om uit te zoeken wat je personage motiveert, kan bevrijdend werken.
Er is uiteraard een “maar”. Als het je bedoeling is een monoloog af te steken en je medespelers zijn zich daar niet van bewust, dan houdt niets hen tegen om tijdens je solo het podium op te springen en je intentie om zeep te spelen. Om dit proper te spelen kan het handig zijn van als spelersgroep een aantal regels of signalen af te spreken. Misschien spreek je af om de openings-scènes van je voorstelling met behulp van monologen te doen. Of je spreekt een aantal signalen af: dat kan heel eenvoudig iets zijn als “wanneer een speler de scène opstapt en zich zuiver naar het publiek richt – dus zonder zich te richten naar andere spelers – dat doet die speler een monoloog, en we spreken af dat die speler daar de tijd voor krijgt”.
Een andere afspraak, die wij bij RIOT vaak hanteren, is het gebruik van een “God-Spot”: een afgebakend lichtvlak, met tape “aangestipt” op de speelvloer; wanneer een speler “op de stip gaat staan” en zich naar het publiek richt, dan weten we dat die speler de intentie heeft een monoloog te plegen.
Uiteraard bestaat je voorstelling waarschijnlijk niet alleen uit monologen, op een bepaald punt zul je overgaan in gewone scènes. Hier heb je in wezen twee opties:
- Ofwel stapt de monologist het podium af wanneer haar monoloog ten einde is, en de volgende scène start. Mogelijks is dat een nieuwe monoloog (wie weet? We improviseren het tenslotte!). In die scène kan het personage uit de monoloog voorkomen, of misschien ook niet.
- Ofwel transformeert de monoloog in een scène met twee of meer personages. Hier heb je weer twee mogelijkheden:
- Ofwel “inviteert” de monologist een tweede personage; gewoon door zich te richten naar een ander personage dat duidelijke in de scène vertoeft.
- Ofwel stapt een tweede speler in en maakt op een of andere manier duidelijk aan de monologist dat ze beiden in dezelfde scène zitten. Dat kan door de monologist aan te spreken of fysiek door de monologist aan te raken, of door een fysieke activiteit met of rond de monologist neer te zetten.
De laatste optie vraagt wat training: je wilt immers frustratie bij de monologist vermijden omwille van te-vroeg-in-springen, vóór de monologist het gevoel heeft dat hij voldoende heeft ontdekt/neergezet. Een basisregel die ik in workshops hanteer is dat zolang je – als medespeler van de monologist – geen idee hebt over wie het personage van de monologist is, wat dat personage drijft en/of wat het personage wil bereiken, je beter niet inspringt. Hoe ver je dit drijft hangt van jullie interne groepsdynamiek. Dus even afstemmen en doortrainen.
(Over)Expositie
Wanneer je een monoloog gebruikt op een scène of een verhaallijn op te zetten, dan is “expositie” je hoofddoel. Je wilt uiteraard “overexpositie” vermijden. Het probleem is dat de meningen over wanneer je spreekt van overexpositie uiteenlopen. Hieronder een voorbeeld van een monoloog die voor mij overexpositie is:
- “Aanzie mij nu, Koning Haakon van Denemarken. 70 jaar en mijn leven verwoest. Mijn oudste zoon: weggelopen met Moira De Roodharige, prinses van de Schotten, mijn aartsvijanden. Mijn vrouw Mathilda, die me liet zitten voor die vetzak van een Hertog Leto van de Letten, mijn andere aartsvijanden. Maar mijn wraak zal zoet zijn: mijn legers zullen eerst de stranden van Letland aandoen en Leto’s krijgsmacht verpletteren, en Mathilda’s mooie hoofdje gaat eraan. En daarna zeilen we naar Schotland om het hoofd van Moira. Mijn legers zijn groter en sterker dan de gecombineerde Letse en Schotse troepen dus dat wordt een makkie.”
Hoewel ik dit een voorbeeld van overexposure vindt, is er toch wel een en ander positiefs te melden. Er zitten technieken in die ik graag aanmoedig:
- De monoloog introduceert andere personages. Ik zal hierover in een volgende blog verder uitwijden, maar merk alvast op dat deze personages met eigenschappen begiftigd zijn (“endowed” in het engels): Moira is roodharig en Leto is vet. Straks nog meer hierover.
- We weten precies wie het personage is, en waar het verhaal gesitueerd is. Bonus punten omdat de setup bovendien weg blijft van huis-tuin-en-keukensituaties.
Wat ik minder apprecieer in dit voorbeeld is dat dit extreem “feitelijk” is, en verhaal-georiënteerd. We krijgen niet alleen het volledige achtergrondverhaal (“backstory” in het engels – wat is er in het verleden gebeurd) maar bovendien al een hint van wat er in het verder verhaal gaat gebeuren.
Ik kan leven met achtergrondverhaal, maar het verhaal-dat-eraan-komt zie ik liever organisch ontstaan, uit de dynamiek tussen de spelers en hun personages. Bovendien zijn de personages eerder dunnetjes begiftigd – het kan leuk zijn te weten dat Moira ros is en Leto te dik, maar eigenlijk weten we niets over hoe die personages zijn als mensen, wat hen drijft of motiveert, wat ze willen of wat ze vrezen. Ditto voor de protagonist, Koning Hakon. We kennen feiten (vrouw en zoon zijn er vandoor) maar verder weten we alleen dat hij op wraak belust is. Dat kan steviger!
Hier een ander voorbeeld:
- “Ah, de Red Star Line. Na alle miserie van de voorbije maanden, de vreselijke reis – meer dan 2000 werst, nu eindelijk in Antwerpen, de laatste stop voor America. Tuurlijk zal ik de velden van Budyonnovsk missen, en Oom Mischa, en ik vraag me af of in New York een behoorlijke kom Borscht te vinden zal zijn. Maar ik zal de haat niet missen, de vervolging van ons volk, en zij die mijn geliefde Ishmael doodden. Oy, ik kijk uit naar het einde van deze reis, en naar een nieuw leven aan de andere kant van de Atlantische Oceaan.”
Mogelijks vind jij als lezer dit ook weer een tenenkrullend voorbeeld van overexpositie; persoonlijk bevalt deze mij alvast beter dan het vorige voorbeeld. We hebben weer heel wat achtergrondverhaal, maar geen hint van toekomstig verhaal. En we weten wat belangrijk is voor de protagonist: ze wil een nieuw leven maar ze mist aspecten van haar oude leventje. Ze verloor een geliefde, misschien haar echtgenoot, haar broer? Ze is boos en bitter over dat verlies, en over de vervolging van haar volk. Ze kijkt uit naar een nieuw leven in Amerika, maar is tegelijkertijd wat bang voor het onbekende.
Om samen te vatten: ik hou wel van expositie van personage, maar ben niet zo’n fan van expositie van herhaal.
Gebruik van monologen na expositie
Monologen zijn niet alleen leuk voor de setup van scènes en verhalen. Je kan even goed monologeren in het midden van een verhaal. Hier is een favoriet spelletje, maar je kan de techniek even goed gebruiken in een lange vorm van impro. Ik ken het onder de naam “Even terzijde” maar de term “sidetalk” wordt ook wel gebruikt.
Het concept is dat een personage midden in het spel “uit de scène stapt”, het publiek aanspreekt en ons vertelt waar het personage aan denkt, wat het voelt op dat moment in de scène. Wat we horen is het stemmetje in het hoofd van het personage; de andere personages die op de planken staan, “horen” dit niet en weten dus niet noodzakelijk wat ons personage eigenlijk denkt of voelt. Tijdens deze mono-monoloog blijft de scène bevroren; alle andere personages in de scène blijven staan, tot de monologist zich terug draait naar de andere spelers, waarop de scène verder gaat alsof er niets gebeurd is. Ook hier weer gaat mijn voorkeur qua monoloog naar informatie over het personage, eerder dan over het verhaal.
Een minder goed voorbeeld: Anne is een projectleider bij een Australisch mijnbouwbedrijf en Bart is haar baas; we gaan ervan uit dat dit eerder al duidelijk gemaakt was.
- Bart: Je hebt geweldig goed gepresteerd vorig jaar; ik denk dat je aan een nieuwe uitdaging toe bent. Ik zou graag hebben dat jij de integratie gaat leiden van de mijn in Burraga die we vorig jaar overkochten. Daar hangt een mooie salarisverhoging aan vast uiteraard.
- Anne (stapt uit de scène): Hehe, de sukkel beseft niet dat ik volgende week mijn ontslag geef.
- Anne (draait terug de scène in, addresseert Bart): Geweldig, dankjewel!
De reden waarom ik dit voorbeeld niet zo denderend vind is dat de informatie die uit de monoloog komt een “feit” is, maar ons niets bijbrengt over het personage. Nemen we dezelfde twee personages in een ander voorbeeld:
- Bart: Je hebt geweldig goed gepresteerd vorig jaar; ik denk dat je aan een nieuwe uitdaging toe bent. Ik zou graag hebben dat jij de integratie gaat leiden van de mijn in Burraga die we vorig jaar overkochten. Daar hangt een mooie salarisverhoging aan vast uiteraard.
- Anne (stapt uit de scéne): Oei. Ik heb een zwangerschapstest nodig. Stel dat ik al zwanger ben? – Ik kan geen maanden in fucking Burraga gaan zitten. En zelfs als ik nog niet zwanger ben – John zou zo teleurgesteld zijn; we willen al zo lang kinderen. Waarom komt Bart hier nu mee aandraven? Twee maand geleden had ik bij John de boot nog even afgehouden. Gatver.
We gaan zo verder met dit voorbeeld, maar even al wat opmerkingen. Om te beginnen heeft Anne ons geen “toekomstig verhaal” gegeven; ze heeft ons informatie over het personage bezorgd. Er is zero sturing qua verhaal en we hebben geen idee hoe het verhaal zal evolueren. Anne impliceert eigenlijk dat ware het niet van de kinderplannen, een project zoals Burraga had haar in wezen wel een leuke uitdaging geleken. Kiest ze voor Burraga of voor kinderen? – beiden zijn nog mogelijk. Bovendien weet Bart dit niet, maar de acteur die Bart speelt weet het wel. Hij kan deze informatie gebruiken om het Anne nog moeilijker te maken. Laten we deze piste even volgen:
- Bart: Het is geen evident project, dus er hangt echt wel een behoorlijke loonsverhoging aan vast. Laat ons zeggen 5000 dollar. Wat denk je ervan?
- Anne (stapt uit de scène): OMG! Met dat geld raken we in minder dan vier jaar uit de schulden!
- Bart:(grinnikt) : Je gaat het me niet makkelijk maken hé – komaan: 7500 dollar. Wat denk je?
En zo verder. Opnieuw, de opmerking over schulden is geen verhalend commentaar; er worden geen beloften gemaakt over het verhaal dat nog moet komen; het geeft enkel aan wat belangrijk is voor het Anne personage. Het verhoogt de inzet (in het engels “raising the stakes”). En het creëert instant spanning.
Engeltje/duiveltje monologen
Hier nog een andere techniek die je kan gebruiken om bvb de innerlijke strijd van een personage te tonen: stel je hebt een personage op de scène dat voor een moeilijke keuze staat. Twee andere spelers gaan over de schouder van dit personage staan kijken, elk aan één kant. De ene speelt het “engeltje” en de andere het “duiveltje” – elk argumenteren ze één kant van de keuze; alsof ze Twee stemmen zijn in het hoofd van het centraal personage.
Je kan dit zelfs solo doen, met jezelf: je gaat links of rechts staan van waar je personage staat, en je speelt zelf de rollen van zowel engeltje als duiveltje.
Praktisch
Ik wil niet beweren dat je nu enkel shows moet gaan openen met monologen. Maar ik wil wel pleiten voor meer gebruik van monologen, zowel voor expositie als in het midden van verhaallijnen.
Als je groep hier oren naar heeft, werk dan op duidelijk maken wanneer een monoloog plaats vindt. Daar moet je op trainen, anders gaan andere spelers je monoloog op zeep helpen door “erin” te springen. Je moet werken op eventuele signalen die je wil gebruiken (denk aan de God-spot eerder in deze blog). Werk op de monologen zelf om overexpositie te vermijden, en focus op expositie van de personages, eerder dan de verhalen.
En bovenal: maak je niet druk. Het zal gebeuren dat een andere speler in je monoloog binnenstapt omdat ie niet doorhad dat jij even een solo-momentje wou. Het zal gebeuren dat je de scène opstapt, vast van plan een monoloog af te steken, en dan stel je vast dat je in een groeps-scène zit nog voor je je mond hebt geopend. Aanvaard wat gebeurt en bouw erop verder!
Veel plezier met je monologen!
—
Deze blog is een vertaling van een artikel dat oorspronkelijk gepubliceerd werd in het engels onder de titel “The Power of Monologues“.