In improvisatietheater kun je veel verschillende kanten op, er zijn zoveel verschillende technieken en vormen. De ene trainer leert je dit, de andere docent leert je dat, bij de ene groep gaat zus heel lekker, en bij de andere vereniging loopt zo als een tierelier. Leer deze technieken, stop ze in je rugzak. En als je maar vaak genoeg speelt, heb je ze bij de hand als je ze nodig hebt. Toch hebben al die verschillende technieken een gemeenschappelijke factor: Finding the game oftewel: Zoek het spelletje. Wat is dat spelletje nu eigenlijk?
Laatst zag ik een geïmproviseerde scène die zich afspeelde in een casino. Het begon met een croupier en een gokker aan een roulette tafel. Er ontstond al snel een beetje competitiedrang over wie de meeste fiches had en waar ze vandaan kwamen. Een derde gast kwam erbij. Het spelletje ging nu om zoveel mogelijk fiches van de ene plek naar de andere te verhuizen. Dit ging van kwaad tot erger. De vierde speler koos ervoor om haar opkomst zo lang mogelijk uit te stellen, om dit fysieke, non-verbale spel door te laten gaan. Uiteindelijk stapte ze de scène in, sprak één zin (iets met beveiliging meen ik) en de scène was klaar.
Zo uitgeschreven lijkt het misschien niet veel bijzonders, maar het was geweldig om naar te kijken. Geniaal om zijn eenvoud en hooguit twee minuten lang. Het spelletje was er al heel snel: een strijd om de fiches. Dat simpele gegeven werd steeds verder uitgebouwd tot hilarische hoogtes. Als dezelfde spelers deze scene nog keer exact zouden naspelen, zou het lang zo leuk niet zijn. Het gaat namelijk niet alleen om het spelletje, maar ook om het vinden. Het ontstaan van het spel, vanuit een prikkel die groter en sterker wordt en het publiek bereikt. Dat is de magie van het theater.
Het spelletje is de ziel van de scène. Het zorgt ervoor dat een geïmproviseerde scene leeft en beweegt, doet en speelt. Het spelletje is de interactie die plaatsvindt op het podium, een spel van actie en reactie. Maar het is ook erg fragiel. Eén enkele misstap en het is om zeep geholpen. Wat overblijft is een lijk en een mooie herinnering. Spelers houden het in leven door het te blijven spelen. Het spelletje is niet te forceren, maar wel te stimuleren. En daarvoor worden al die games, technieken, oefeningen, WUPS, regels en wetten in het leven geroepen. Om de acteurs de tools aan te reiken waarmee je een grote kans maakt om het spelletje te vinden en te spelen.
Een scène als die aan de roulette-tafel kun je niet goed uitleggen. Je moet er bij zijn om het te ervaren. Het laat mooi zien hoe weinig techniek je eigenlijk nodig hebt om een goede scène te kunnen spelen. Zolang je maar het spelletje in je scène hebt.
Dat was inderdaad een onwijs leuke scène!