Wie, wat, waar. Een improvisator weet meteen waar dit over gaat. Elke scene zou eigenlijk uit een wie, een wat en een waar moeten bestaan, zo leren we vaak al in de eerste lessen. Wie zijn jullie? Waar zijn jullie? Wat is er aan de hand? Wat mij betreft zijn deze basis-vragen toe aan een update.
Ik herinner mij nog eindeloze freeze-and-tags (niet-theatersporters, vergeet dit woord) waarbij de scene stopte als deze drie W’s beantwoord waren. Een tijd geleden speelde ik dit eens met middelbare scholieren. Ze deden het erg goed maar toch was ik ontevreden.
- Wie waren ze? – Bakker en klant
- Waar waren ze? –In de bakkerij
- Wat was er aan de hand? – Het brood was op
Oplossing (na een zinloze discussie): dan maak ik je dood en eten we vlees.
Tsja. De vragen waren goed beantwoord. De scene had een begin, midden en een eind en er zat een conflict in. En toch zou ik er geen film van willen maken. Daarom heb ik in mijn lessen de 3 W’s wat aangepast en het werkt zeker als je scenes met een beter gelaagd conflict wilt spelen erg goed.
- Wie zijn jullie van elkaar?
- Wat willen jullie (van elkaar)?
- Waarom willen jullie dat van elkaar? (een vraag die je een aantal keer kan herhalen)
Ja, hallo! Waar is het ‘waar’ gebleven? Mijn persoonlijke ervaring daarmee is dat wij dat toen al simpelweg inlosten met een ‘Nou, goed om hier weer te zijn in het bejaardentehuis, he oma?’ En de derde W was afgetikt (rakkers die we waren). Eigenlijk is daar niet heel erg veel mis mee. Het is vooral om voor de spelers handig om duidelijk te krijgen in welke omgeving ze zich eigenlijk bevinden. Maar voor het publiek gaat het pas echt toegevoegde waarde krijgen als het ‘waar’ ontstaat vanuit handeling. Primair zou ik de focus willen leggen op de relatie tussen de personages en hun drijfveren. Als we daar omheen een levendige wereld kunnen creëren met tractors, tuinen en koffie-automaten gaan we voor goud.
Ik hoor graag wat je van deze drie W’s vindt.
Wie? Ad-Just Bouwman
Wat? Een column
Waar? Op improblog.nl
Wil iets inderdaad! Zeg ik vaak genoeg tegen mezelf in een scene en gelijk ga ik sterker spelen.
In Theatersport gaat het vaak om de meest bizarre situatie te creëren. Dan is het wie, wat, waar een hele goede benadering. Als je meer scenes wilt spelen en op zoek bent naar de spanning tussen de personages, dan zijn andere dingen belangrijker. Zoals iets van elkaar willen.
Een alternatief WWW’tje, eigenlijk een WWH’tje, is de volgende:
– Wie zijn wij echt van elkaar? (Broer/zus, top en wat voor broer/zus verhouding hebben wij?)
– Wat zeg jij werkelijk? (Niet perse letterlijk, maar tussen de regels door)
– Hoe voel ik me daardoor? (En de reactie komt vanzelf)
Deze 3 zijn gericht op heel goed luisteren en in het moment op (de emotie in) de relatie spelen.
Uiteindelijk bepaalt ieder voor zich welk W’tje Ideetje hem/haar het meest inspireert en niet blokkeert. Zo is ook in de impro theorie er nooit één manier waarop het moet.
Je blog geeft veel reacties en daar kan iedereen weer inspiratie uit halen.
Hopelijk schrijf je snel weer!
He Ad-Just,
ik vind jouw drie W’s inderdaad beter. Die “waar” is de minst interessante originele W, dus niet zo nodig.
En dat de handeling de locatie boeiend maakt is ook een goeie. Alleen als het conflict tussen de personen en de locatie zelf is, is dit misschien niet nodig. Maar dan nog. (maar dan nog)
Die waarom is echt waardevol.
Ja, hallo! Heb ik dan niks aan te merken op je collumn?
Nee, niet echt.