Waarom werkt de ene scène wel en de andere niet? Het vaak ontzettend lastig om daar de vinger op te leggen omdat er zoveel elementen zijn die een rol spelen. Daarom zou je meer naar het publiek moeten kijken als je een scène beoordeelt.
Laatst was ik rechter op het Nederlands Studenten Kampioenschap theatersport (NSK). Ik merkte weer eens hoe moeilijk het is om te benoemen waarom een scène wel of niet goed is. Soms snap je niet waarom een scène goed is, maar ben je wel ontroerd of lig je dubbel van het lachen. Soms zit een verhaal helemaal goed in elkaar maar is het toch dodelijk saai. Wanneer je jezelf de vraag stelt waarom een scène goed is, is er maar één juist antwoord: omdat het werkte. Onwijs frustrerend, want als je in een scène speelde die niet werkte komt de vraag: waarom werkte het niet? Als je het antwoord zoekt in de scène zelf, dan is het vaak behoorlijk ingewikkeld. Het heeft te maken met conflict, climax, ontwikkeling, laten raken, suspense, personage-ontwikkeling, voorspelbaarheid, congruentie, continuïteit, integriteit, geloofwaardigheid. Onvoorstelbaar veel losse elementen die samen een dynamisch geheel vormen. Wanneer je de scène op deze manier analyseert, wordt het vaak heel erg ingewikkeld en als je al tot een conclusie komt, helpt deze je nauwelijks om de volgende keer beter te spelen. Ik wil voorstellen dat we voor het antwoord op de vraag: ‘waarom werkte de scène niet?’ niet naar de scène kijken, maar naar het publiek.
Bij gerepeteerd theater heb je veel tijd om de voorstelling zo goed mogelijk te maken. Je hebt kunt elk detail onder de loep leggen, aanscherpen en verbeteren. Bij improvisatietheater gun je jezelf deze tijd niet. Wat krijg je daarvoor terug? De vrijheid om in contact te komen met je publiek. Jij en het publiek hebben hetzelfde vertrekpunt: je begint een scène en weet nog niet hoe die eindigt. Jij ontdekt de scène stap voor stap en het publiek gaat met je mee. Wanneer je een stap zet die het publiek niet kan volgen dan raak je ze kwijt. Vanuit dit gegeven komen bijna alle punten voort die in rechtershandleidingen van toernooien staan.
Laten we als voorbeeld een technische fout nemen. Je zou kunnen zeggen: maak geen technische fouten, maar als dat je doel is, kun je beter repeteren. Dus laten we kijken wat het gevolg is van een technische fout. Als jij zegt ‘hier staat een tafel’ en vervolgens loop je er doorheen, dan snapt het publiek niet of ze nou een tafel voor zich moeten zien op die plek of niet. Ze willen je graag volgen en zich inleven in de wereld die jij creëert, maar als jij dwars door tafels heen loopt, dan is er iets vreemds wat ze niet begrijpen. Soms is het een opluchting als een speler erkent dat hij een technische fout maakt en die benoemt: ‘wauw, ik loop dwars door die tafel. Volgens mij heb ik superkrachten’. Iedereen weet weer dat er eigenlijk een tafel stond en dat het vreemd is dat hij er doorheen liep. We kunnen nu weer samen naar dezelfde denkbeeldige wereld kijken. Maar wanneer een speler de hele tijd zijn eigen technische fouten benoemt, gaat de scène over iemand die technische fouten maakt en dit is al snel saai. Soms leeft het publiek zo mee dat het ze niet interesseert dat je door een deur loopt en willen ze dat de speler zich richt op wat zijn personage belangrijk vindt. “Rot op met je deur, je tafel weet ik veel wat, krijgt hij het meisje of niet?” Hoe je met een fout moet omgaan, hangt dus af van de betrokkenheid van het publiek. En als ze betrokken zijn en je behoudt het contact met het publiek, dan maak je geen fout maar ontwikkelt je scène. Ongeïnteresseerd zijn of niet opletten zijn dan eigenlijk de enige manieren om fouten te maken.
Ik heb scènes gezien die alle regels overtraden en geweldig waren en ik heb scènes gezien die alle regels volgden en saai waren. Het essentiële verschil zit bij de beleving van het publiek. Ik heb een finale van het NTT gezien waarbij de spelers die de regels volgden niet de publiekspunten kregen. Ik heb wedstrijden gezien waarbij het publiek van keihard lachen naar oprechte ontroering ging en andere wedstrijden waarbij het publiek dwars door serieuze en integer bedoelde scènes heen lachte. Ik heb gezien hoe een team de sympathie van het publiek verloor waardoor de scènes slechter werden. Het publiek is een medespeler in je scène. Een essentiële. En net als met je medespelers op het podium maak je samen een scène. Jij hebt als performer de teugels in handen en je kunt sturen. Maar als het publiek iets niet wil, dan kun je trekken aan de teugels zoveel je wil maar is het een log beest dan niet van de plek komt. Idealiter is het publiek je danspartner. Het volgt je bij elke draai omdat je goed leiding geeft, het laat zich liften en dippen, vertrouwt jou volledig en jij laat het publiek niet vallen. De volgende keer dat een scène niet werkt, stel jezelf dan eens niet de vraag: ‘waar klopte de scène niet’ maar vraag jezelf af: ‘waar ben ik het publiek kwijt geraakt?’
De spijker op de kop. Je kan het publiek pleasen en sturen, maar niet dwingen.
En daarom ook Keith Johnstone’s motto: “be obvious”. Geef het publiek wat het wil, al is het nog zo voor de hand liggend. Wel interessant is dat ook daar weer conflicten en meerdere lagen in zijn aan te bregen, omdat je gedurende je spel, zeker bij longform, conflicterende verwachtingen bij het publiek kunt oproepen. In scene 1 zie je hoe het meisje direct geraakt wordt door de mannelijkheid van de piraat, ook al gebeurt er niets tussen die twee. In scene 11 gaat het meisje bijna zoenen met de andere hoofdpersoon, een lieve sul. Grote verwachting van dat moment: ze gaan zoenen. Maar als ze dat op het laatste moment toch niet doet, omdat iets haar tegenhoudt, en ze zegt “ik hou van je, maar niet op die manier”, wordt de oude verwachting uit scene 1 gewaarborgd en dat is nog mooier. (voorbeeld uit een fantastische Australische longform uit Impro Amsterdam 2013)
Heel scherp verwoord. Een erg mooie manier om tegen je gespeelde scènes aan te kijken! De kunst is wel om je publiek, die vijfde tegenspeler, dan zo goed mogelijk te leren kennen in de korte tijd die je hebt. Want publiek is overal weer anders. Zelfs op je eigen veilige thuisbasis kan het per voorstelling weer zo anders zijn. Ik denk dat je hiervoor tijdens de warming-up al scherp voor moet zijn. Dan merk je of het publiek los is en snelle grappen leuk vindt, of juist wat meer diepgang zoekt.