De meeste improspelers hebben vele helden. En als je eenmaal begint met het benoemen van die helden, kun je bijna niet meer ophouden. Namen blijven maar door scrollen als de eindeloze aftiteling bij een blockbuster film. Mensen die veel voor je betekend hebben, geïnspireerd hebben, dingen geleerd hebben, die je over drempels hebben geholpen, anders naar je eigen improconcepten hebben doen kijken, die je als speler mateloos bewondert, die je als eersten de liefde voor impro hebben bijgebracht, auteurs van briljante boeken… Het zijn er zó veel, dat je er altijd een paar zult vergeten. Dat onrecht wil ik die helden niet aandoen. Daarom beperk ik me tot één heldin. Die ik nu ga ophemelen tot het glazuur van je tanden spat. Omdat zij, denk ik, vrijwel al het goede van al mijn helden, in één persoon lijkt te combineren: Patti Stiles.
Afrekenen met improdogma’s
Improvisatietheater in Nederland zit vol met dogma’s, maniertjes en patronen. Dat belemmert de groei en ontwikkeling van het genre, dat grotendeels blijft hangen in een kopie van een stokoud format. Tijd om met die dogma’s af te rekenen.