Komende zondag is de loting van het Nederlands Theatersport Toernooi (NTT). In de pot zitten 35 teams die in februari een poging gaan doen het grootste improvisatie-evenement van Nederland en België te winnen. Hoe de poule-indeling ook uitvalt, één ding lijkt al zeker: een klein team gaat met de beker naar huis. Waarom eigenlijk?
In bijna iedere stad in Nederland zit wel een theatersportvereniging, in veel steden zelfs meerdere. De leden komen elke week bij elkaar om hun improvisatievaardigheden te trainen. De grotere theatersportverenigingen hebben zelfs verschillende groepen, waardoor je als speler steeds een stapje hoger kunt komen. Aangezien iedereen contributie betaalt, is er budget om een goede docent in te huren. Veel spelers betekent ook een grote achterban en meer kaartverkoop, dus eigen voorstellingen neerzetten in een theater wordt makkelijker. Bovendien hebben verenigingen vaak een netwerk, waardoor ze regelmatig worden uitgenodigd om ‘uitwedstrijden’ bij een andere vereniging te spelen.
Kortom: een vereniging biedt een ideale omgeving om je als impro-speler te ontwikkelen. Hoe kan het dan dat in de voorgaande drie edities van het NTT nog nooit een verenigingsteam heeft gewonnen? Sterker nog, er stond nog nooit een afvaardiging van een vereniging in de finale. Ze hebben al de grootste moeite om de poule-fase door te komen. Het zijn telkens weer de kleine groepen, van soms maar vier spelers, die het meeste succes boeken. Zonder al die voordelen die verenigingen bieden.
Wat is het geheim van kleine teams? In één woord samengevat: gelijkgestemdheid. Spelers in een klein team hebben elkaar doelbewust opgezocht. Omdat ze heel goed met elkaar op kunnen schieten, hetzelfde niveau, dezelfde speelstijl of ambities hebben. Ze worden minder gehinderd door de compromissen die je nou eenmaal moet sluiten als je met een grote groep bent. Dan wil de één alleen theatersport spelen, de ander liever andere vormen van improvisatietheater. De één vindt het spelniveau van de groep het belangrijkste, de ander de gezelligheid. De één wil die ene auditant wel aannemen, de ander is er tegen.
Dat is dus een kwestie van schipperen. Op die manier remmen leden van een vereniging elkaar net zoveel af als dat ze elkaar verder helpen. Naar mate ze verder komen, krijgen ze daar meer last van. Een vereniging biedt veel kansen en structuur om de basisvaardigheden onder de knie te krijgen. Maar als je daarna nog een stap wilt maken, ben je beter af met een klein groepje gelijkgestemden. Weegt die gelijkgestemdheid dan op tegen al die voordelen die verenigingen hebben, zoals de mogelijkheid om veel te trainen en op te treden? Blijkbaar. De winnaar van vorig jaar, gelegenheidsteam De Vereeniging (waar ik zelf deel van uitmaak), had maar twee keer gerepeteerd voor het NTT. Voor het toernooi begon stond de groep zelfs nog nooit samen op het podium.
Verhip! Heeft een grote vereniging überhaupt in een halve NTT-finale gestaan?
Goede vraag. Ik zou het niet met zekerheid kunnen zeggen. De finale sowieso niet.
Nog een andere reden: De winnende teams bestaan vaak uit de beste spelers van verschillende verenigingen. De kans dat er 4 of meer goeie spelers bij één vereniging zitten is niet heel groot, en de kans op 4 goeie en gelijkgestemde spelers is nog kleiner.