De vraag die iedere impro-groep zich zou moeten stellen is: ga je voor het spel of voor de knikkers? Pas als je daar een helder antwoord op hebt, kun je stappen maken als groep. Deze blog kan daarbij helpen.
Misschien is het wel een typisch Nederlandse discussie. Als het om voetbal gaat in ieder geval wel. We zijn zo ongeveer het enige land ter wereld waarin niet iedereen tevreden is met een onverwachte derde plaats op een WK omdat het vertoonde spel niet mooi genoeg is. Hetzelfde hoor ik vaak in discussies over improvisatie. De één vindt dat het gaat om het spel, de ander dat het gaat om de knikkers.
Sluiten die twee dingen elkaar dan uit? Dat niet. Je kunt met aanvallend voetbal wereldkampioen worden en met een hechte verdediging respect afdwingen van fans en critici. In impro-termen: je kunt met experimenteel en gedurfd spel zalen plat spelen en met strak ingeslepen formats een kritische aanhang overtuigen. En het is ook niet zwart-wit, de meeste improvisatoren zullen voor de tussenweg gaan. Toch is het essentieel voor elke groep een heldere keuze te maken in de balans tussen spel en knikkers. Om de simpele reden dat de spelers op één lijn moeten zitten. Improvisatie is tenslotte vooral een teamprestatie. Als de ene speler het gevaar opzoekt dat de ander wil vermijden, dan gaat het mis. Irritaties, misverstanden, onbegrip en slechte voorstellingen liggen op de loer. En vooral: je hebt dan geen richting waar je naartoe kunt werken als groep.
Hieronder lees je wat ik versta onder spelen om het spel of om de knikkers, zodat iedereen voor zichzelf kan bepalen waar hij zich het beste bij thuis voelt:
Het spel
Je bent vooral gericht op het proces. Het gaat je om het avontuur. Je wilt jezelf en je medespelers continu uitdagen en het publiek meenemen in deze spannende zoektocht langs ongebaande paden. Formats, games, typetjes en speelstijlen vind je al snel saai en dus ben je voortdurend op zoek naar nieuwe uitdagingen. Natuurlijk doe je niet zo maar wat, je vertrouwt erop dat je talent en techniek ervoor zorgen dat het goed komt. Je neemt daarbij op de koop toe dat je soms ook de mist in gaat. Je accepteert de mislukkingen en probeert ervan te leren. En je vindt dat de successen daardoor des te meer glans krijgen.
De knikkers
Je bent vooral gericht op het resultaat. Of dat nou is dat een zaal plat ligt van het lachen of meegezogen wordt in een vakkundig opgebouwd verhaal: je wilt een contant hoog niveau leveren. Omdat je een professionele show neer wilt zetten waarin je het publiek waar voor zijn geld geeft of omdat je dat nou eenmaal zelf prettig vindt. Je scoort liever elke keer een 7 of een 8 dan de ene keer een 9 en de andere keer een 5. Experimenten vind je vooral geschikt voor de oefenruimte. En er is niks met op je sterke punten spelen: doe vooral waar je goed in bent.
Uitdaging voor improspelers: probeer voor jezelf in te schatten voor hoeveel procent je voor het spel gaat en voor hoeveel procent voor de knikkers. Doe daarna hetzelfde voor de groep waarbij je speelt. Wijken die twee scores van elkaar af? Dan is dat een mooi startpunt voor een discussie over jullie gezamenlijke artistieke identiteit.
Nou dan ga ik voor het spel 😉
Laat ik zelf het goede voorbeeld geven: ik schat in dat ik op dit moment 60% spel en 40% knikkers ben.
Dan ga ik voor 80 % spel en voor 20% spel. Spelers die voor de knikkers gaan. Willen voor een goed eind resultaat gaan. Omdat ze een professionele show willen geven misschien. De klant moet tevreden zijn en daar kunnen weer nieuwe klanten uitkomen. Allemaal heel begrijpelijk . Een herkenbaar product neer zetten. Commercieel gewoon handig
Is dit niet contextafhankelijk? Voor een vet betaalde corporateshow, of zelfs op het NTT, zou ik er niet om malen om meer voor de knikkers te gaan dan thuis voor een eigen publiek. Ik ben er alleszins van overtuigd dat ge het best een loyaal en recurrent publiek opbouwt door voor het spel te gaan.
Als ik puur naar mezelf kijk, haal ik uiteraard het grootste genoegen uit het spel dan uit de knikkers. Zoals ik hier al eerder schreef is impro echt een proces-gegeven, geen resultaat-gegeven. Maar opnieuw, de context speelt een rol.
Dat ben ik met je eens, heb ik zelf ook gemerkt en gezien op het NTT, maar ik denk dat de context alleen wat accenten verschuift. Als je een zwaar experimentele groep bent, geloof ik niet dat je zo maar ‘voor de gelegenheid’ even op resultaat kunt spelen. Tenminste niet goed of zonder jezelf te verloochenen. En andersom ook niet.
True. Ik denk dat we in deze discussie het concept `speler’ en `groep’ wat door elkaar aan het halen zijn wel. 🙂
Wij van De Kevins kiezen dan weer voor de smoutebollen (oliebollen).
Afgaande op de 2 beschreven opties, ben ik meer een “spel” dan een “knikkers” persoon. Maar – en dat is geen flauwe uitweg – ik ga altijd voor hoge (zo niet: de hoogste) kwaliteit.
Los van welke ‘kant’ je kiest, onderstreept dit artikel (voor mij) ook het belang van het máken van die keuze. Dat je als speler, en als groep, inziet dat je duidelijk kiest wat je wil. En het daarover ook zoveel mogelijk eens bent. En je daaraan zoveel mogelijk houdt.
Ik denk dat bij veel teams die discussie niet (of te weinig) gevoerd wordt. Vaak omdat men het te ‘confronterend’ vindt, en het vooral ‘gezellig’ wil houden. Terwijl het niet bespreken – en maken – van deze keuze, wel degelijk invloed heeft op hoe lekker het bij een team & voorstellingen loopt.
Zoals je jezelf al tegenspreekt in je artikel is het altijd een balans tussen de twee dus vind ik die eerste zin: dat je eerst moet kiezen tussen knikker OF spel voordat je als groep stappen kunt zetten echt onzin. Mick Napier zei het al heel mooi: the process IS the product. Dus proces en avontuur is net zozeer “voor resultaat gaan” dan wat jij “resultaat” noemt in je stuk over de knikkers. Zoals jij het schrijft kan je knikkers als “op safe spelen” bestempelen, en spel “niet of safe”. Of, als ik het nog flauwer stel: met angst of zonder angst spelen.
Maar zijn de knikkers niet gewoon het resultaat van het spel?
Ik ben het – heel verrassend – niet met je eens. Het gaat om de verhouding tussen het één en het ander. De stelling van Mick Napier (op wiens boek ik overigens dol ben) is een mooie manier om te zeggen dat je het spel centraal moet stellen. Maar dat is niet de enige manier om ernaar te kijken, dat is juist mijn hele punt. Het heeft inderdaad te maken met op safe spelen. Of om het positiever uit te drukken: perfectioneren zodat je een constant hoog niveau kunt bieden. Voor een team dat gewend is zich altijd uit te leven in grensverleggende experimenten, is het waarschijnlijk een enorme uitdaging om vaker hetzelfde format / dezelfde stijl te spelen en toch het niveau hoog en het spel fris te houden.
Over dit euvel is een hoop te vinden. En ik wil niet alles tegenwerpen want wat je zegt snijdt natuurlijk wel hout, maar ik denk dat we wel verschillen in wat jij ” constant hoog niveau” noemt.
Iets wat je blijkbaar bereikt door veel hetzelfde te doen, of wat samenhangt met een hele afgewerkte uitvoering van een vorm.
Dit is een beetje een dooddoener, dat snap ik, en daarvoor excuus.
Volgens mij gaat deze discussie uit van een verkeerde interpretatie van het wedstrijd element. Theatersport is wat mij betreft geen sport, het is theater. Er is gekozen om er een wedstrijd van te maken om de ervaring van het publiek te beïnvloeden, niet om een speler of een team zich te laten onderscheiden. Dat wij er een toernooi van gemaakt hebben is super leuk (ik speel het lekkerst op toernooien) maar is een verhaspeling van de essentie die met een knipoog benaderd moet worden.
Wie bepaalt hoe de knikkers verdeeld worden? Rechters? Hebben rechters gelijk? Zijn de rechterspunten anders dan de kwaliteit van de scene? Dan zitten de rechters er toch naast? Als het een mooie scène was krijgt wint de scène, als het een stomme scène was verliest hij. Als je kunt winnen met een slechte scène heb je slechte rechters. Als het publiek bepaalt wie wint en ze vinden slechte scènes leuker dan zijn ze bevooroordeeld. Kijk of je ze kunt verleiden tot een open kijkhouding, lukt dat niet, laat ze genieten van wat je ze kunt geven en van hun eigen voorkeuren.
Dat geldt misschien voor de discussie maar zeker niet voor mijn stuk. Woorden als ’toernooi’ en ‘punten’ gebruik ik niet eens. Wat ik bedoel met spelen om de knikkers is dat je je als groep richt op één aspect en dat perfectioneert. Zodat je een constant product kunt leveren. Dat kunnen scenes die punten op een toernooi scoren zijn, maar net zo goed een comedyshow die avond aan avond uitverkoopt. Of een format waarbij je met oprecht spel en meeslepende verhalen mensen weet te raken.