Het voorstellingenweekend met vijf (vrijwel) uitverkochte voorstellingen ligt alweer een kleine twee maanden achter ons. Zelfs de filmavond met de vertoning van de schitterende beeldregistratie is geweest. Een medespeelster vroeg mij die avond: “Komt er nog een vervolg op je blog?” Dan weet je dat het tijd is om terug te blikken. De vorige blog eindigde ik met de zin: “Nu kijken of ik als onderdeel van het ensemble ook nog een beetje kan of moet improviseren”. In deze blog antwoord op die vraag.
De eerste keer in het theater
Het blijft een magisch moment als je als cast, twee dagen voor de première, in het theater voor het eerst kunt ervaren hoe het decor eruit is komen te zien. In het begin ben je overweldigd (“hoe hebben ze dit kunnen maken?”), daarna volgt al snel het pragmatisme. Welk kledingkruis – miniplek in de coulissen waar je je kleding en attributen (een beetje) kwijt kan – kan ik nog kiezen? Kunnen die decorstukken niet minder in de weg staan (antwoord: nee)? Is er echt maar zo weinig ruimte achter het podium om in de coulissen van de ene naar de andere kant te lopen? Die trap is werkelijk fantastisch, maar die traptredes zijn én hoog én smal én donker: hoe komen we daar allemaal levend vanaf? Waar vind ik de chillplek/massageruimte/grimekamer/eetzaal ook alweer?
Eigen voorbereidingsproces
Anders dan de vorige productie hadden we nu ook te maken met een orkest en een kindercast. Iedere groep had zijn eigen voorbereidingsproces. Resultaat daarvan was dat pas bij de generale repetitie op vrijdagmiddag deze drie groepen samen kwamen. Kijk, dat vindt de improspeler in mij nu interessant. Want zouden daarmee ook alle puzzelstukjes in elkaar vallen?
Samenspel tussen cast en orkest
Ik denk dat iedereen het spannendste aspect van deze productie vond hoe het samenspel tussen cast en orkest zou uitpakken. Cast zingend en acterend op het podium en vanuit de coulissen, het orkest spelend in de foyer achter de zaal. Via twee tv-schermen konden wij de dirigent zien (en eventueel horen), terwijl alleen hij via een scherm kon volgen wat er op het podium gebeurde. Ik was positief verrast door hoe soepel het ging. Zonder koorervaring begreep ik gaandeweg de aanwijzingen van de dirigent steeds beter. We plukten de vruchten van de zangdiscipline die er vanaf de eerste repetitie was ingeramd. Als cast waren we inventief door de overleden moeder bij het openingslied als enige níet met haar rug naar het publiek te laten staan, zodat tenminste iemand zicht had op het beeldscherm en kon zien wanneer wij de zang moesten inzetten.
Stopgebaar van de dirigent
Toch was het in het samenspel tussen cast en orkest waarin het meest werd geïmproviseerd. Misschien kon dat juist wel omdat iedereen vooraf wist dat met het orkest erbij er geen bewegingsruimte was: het orkest heeft bepaalde woorden uit het script als cue nodig voor de inzet, en heeft het orkest eenmaal ingezet dan valt het niet meer te stoppen. In de praktijk wordt de soep nooit zo heet gegeten als ‘ie wordt opgediend. De dirigent vertelde dat hij op diverse momenten heeft moeten bijstellen, omdat orkestleden danwel de zangers iets anders deden dan verwacht. Ik luisterde vol bewondering naar zijn verhalen. Ook naar zijn spannendste moment van het voorstellingenweekend, toen één van de orkestleden haar losse partituren op de grond liet vallen vlak voor haar solostuk. Net als op het podium geldt dan: rustig blijven, proberen op te lossen en anders improviseren. Dat laatste moesten enkele spelers van de cast ook op het moment dat zij de dirigent bij het openingsnummer van de tweede akte op het tv-scherm een stopgebaar zagen maken. De solist begreep meteen dat zij haar zang niet moest inzetten, ging wel door met haar danspassen en de dansers daarachter volgden haar intuïtief. Bij het refrein vonden orkest en cast elkaar weer.
De val
En toen gebeurde, tijdens de tweede voorstelling, iets waar iedereen al bang voor was. Er viel iemand van één van de vele trappen. De vrouwelijke hoofdrolspeler nog wel. Doordat het in een dramatische scène gebeurde en de spot niet op haar stond, is het een deel van het publiek volledig ontgaan. Vanuit de coulissen zag ik haar vallen en hoorde ik de klap. En zag ik haar weer opstaan en doorspelen. Pas na de voorstelling bleek hoeveel pijn ze had. Achteraf was er zelfs een bot gebroken. Het lijkt me de nachtmerrie voor elk productieteam: dat een speler ziek, zwak of misselijk is. Bij een improvisatievoorstelling is vrijwel iedereen vervangbaar. In het ergste geval speel je met een persoon minder of vraag je – in het geval van theatersport – of een speler uit het andere team wil bijspringen. Desnoods combineert de presentator twee rollen. Bij een musical kan dat niet.
Amateurvoorstellingen hebben meestal niet de luxe van een understudy die de rol over kan nemen. We zaten dan ook allemaal behoorlijk in spanning of de hoofdrolspeelster de andere drie voorstellingen nog wel kon afmaken. Ik heb diep respect voor hoe speler Linda op pure doorzettingskracht en karakter, voor haarzelf én voor alle anderen, het weekend heeft afgerond. Het publiek heeft hooguit kunnen zien dat zij geen hakken droeg en af en toe ondersteund werd bij het lopen of opstaan.
Bril op, bril af
Met mijn verschillende kleinere rollen wist ik dat er veel en bovendien snelle gedaantewisselingen nodig zouden zijn. Dan geven bepaalde rituelen houvast. Pistool vooraf in een mandje op het podium doen. De twee helpers in de coulissen (hulde!) bij die ene scène al attenderen op het klaarleggen van de volgende kledingstukken. De bril zonder glazen alvast in mijn binnenzak stoppen. Niettemin is het dan toch fijn dat anderen met je meedenken, want een bril af- of juist opzetten is snel vergeten. Die bril was overigens bedacht om de glitters rondom mijn ogen, nodig voor de rol van Theo Lieverd, te maskeren als ik verslaggever of kardinaal speelde. Lange tijd was het de vraag of ik nu wél of géén haar zou hebben. Twee dagen van tevoren werd ik toch kaalgeschoren en beleefde mijn medespeler annex grimeverantwoordelijke er satanisch genoegen aan om ook nog mijn wenkbrauwen te epileren. Alles voor de show.
Als je een ritueel overslaat…
Het is improviseren geblazen als je een ritueel overslaat. Met een andere speler had ik de taak om een groot blauw doek vast te houden; door het aan twee kanten strak te trekken werd op een fraaie manier de aanwezigheid van een gracht verbeeld. Mijn tegenspeler hield het grote doek bij zich en zorgde er na elke voorstelling voor dat het doek weer netjes opgevouwen was. Tot hij er net voor het grande moment achter kwam dat hij het een keer was vergeten. Extra dramatisch gegeven was dat het theaterdoek daarvóór dicht ging, het hele ensemble zich op het podium klaar kon maken voor de spectakelscène en de hoofdrolspeler voor het theaterdoek een mooi solonummer zong. Je begrijpt al: ons doek zit helemaal gedraaid en het lukt ons niet direct om het doek weer goed uit te hangen. Diverse castleden worden zenuwachtig en proberen te helpen door in willekeurige richtingen het doek te draaien. De muziek zwelt aan, het theaterdoek gaat op….en het water in de gracht stroomt alsof er niks gebeurd is. Stiekem hoopte ik dat het doek in de knoop bleef zitten en dat we écht moesten gaan improviseren.
Vier spelers onder mijn jurk
In diezelfde spectakelscène had ik mijn leukste theatrale moment. Ik mocht met een enorme pruik en jurk het podium opkomen, om vervolgens een prachtig nummer te playbacken. De werkelijke zangeres zat namelijk onder mijn jurk, samen met twee andere dames en de mannelijke hoofdrolspeler. Het was een leuke zoektocht om te ontdekken hoe ik zo snel mogelijk in dit kostuum kon worden gehesen, hoe alle spelers onzichtbaar onder de jurk konden duiken en hoe ik zo soepel mogelijk ons richting het midden van het podium kon marcheren. Ik kan nu zeggen: Linda Wagenmakers had het tijdens het Songfestival een stuk makkelijker. Enfin, ik stond dan weer op mijn eigen jurk, danwel op de kleding van de spelers onder de jurk, ik had een keer het gevoel dat de zware pruik elk moment kon afvallen, bij een nieuwe loopwijze tijdens de generale repetitie klemde ik met mijn benen het middenrif van de zangeres teveel, tijdens een draai (mijn mevrouw-Theepot-uit Belle-en-het-Beest-moment) viel ik bijna over mijn eigen jurk. Kortom: doffe ellende! Uiteindelijk werden we met een paar kleine aanpassingen een geoliede machine: ultrakleine pasjes zetten, mijn benen gewoon vastpakken onder de jurk en minder ver doorlopen op het podium. Ondertussen was ik aan het playbacken en was held Jasmijn onder mijn jurk aan het zingen. Shine shine shine!
In kleinere rollen toch zichtbaar zijn
Ik had niet verwacht dat ik met mijn kleinere rollen toch zo zichtbaar kon zijn. Als Theo was ik onderdeel van een drie-eenheid. De onderlinge chemie was geweldig en wij deden er alles aan om de aandacht van het publiek op te eisen. In die rol mocht ik na een eveneens snelle kledingwissel tevens nog in een bruidsjurk ten tonele verschijnen. In mijn rol als kardinaal had ik tijdens het repetitieproces al improviserend met de regisseur een grap gevonden, die met de juiste timing leidde tot hard gelach uit de zaal. In de foto’s hieronder kun je mijn verschillende gedaantes zien. De zoon van mijn neef haalde er veel genoegen uit om mij telkens zo snel mogelijk op het podium te spotten.
Tot slot
Ik heb mijn shine-momenten gehad en heb daar enorm van genoten. Maar nog meer voldoening heb ik gehaald uit het eindresultaat dat wij met elkaar hebben neergezet. De meerwaarde van het orkest, de mooie invulling van de kinderrollen, de sterke hoofdrolspelers, de fraaie theaterbeelden, het ingenieuze decor, etc. Even belangrijk is dat het publiek heeft genoten van deze toch niet alledaagse musical. Ik zet mijn ontdekkingstocht in musicalland graag nog even voort…
Wat een heerlijk te lezen geschreven soepele inhoudelijke tekst…