Welkom terug! In deel 1 van deze blog schreef ik over het Observeren en Omarmen van de kritische stem in je hoofd tijdens het spelen van een impro-scène. En dat je de spanning die dit in je systeem oplevert kunt ontladen door het te vertalen in een handeling of uiting van je personage. Ik beloofde al dat ik meer zou ingaan op het constructief vertalen. Want je personage telkens laten zeggen ‘ik snap dit niet’ of ‘ik vind jou stom’ is niet de (enige) oplossing.
Reframen
Toen ik een paar jaar geleden een opleiding tot mediator volgde, bleek reframen een waardevolle techniek om conflict te de-escaleren. Als twee leerkrachten ruzie maken over hoe dingen op school geregeld moeten worden, kan de mediator dat reframen naar “Ik hoor dat jullie allebei een enorme betrokkenheid hebben bij de school en de leerlingen”. Op eenzelfde manier willen we het innerlijk conflict in het hoofd van de impro-speler de-escaleren.
We willen de spanning een kans geven om te ontladen. Maar in theater is spanning toch juist goed? Klopt. We willen de spanning dus niet wegnemen maar verpláatsen: van het hoofd van de impro-speler naar de scène.
Een voorbeeld:
Je realiseert je met schrik dat je een naam vergeten bent. Vanuit het idee dat je alles moet gebruiken zou je je personage kunnen laten zeggen: ‘Ik ben je naam vergeten’. Dat kan heus wel eens een keer (dan is je personage aan het dementeren, of het andere personage heeft kennelijk net zijn/haar naam veranderd) maar dit wil je niet in elke scene.
Andere opties:
- ‘Ik ben er vandaag niet helemaal bij met mijn hoofd.’
- ‘Ik wou dat ik dingen in mijn leven meer op een rijtje had.’
- ‘Ik heb soms het gevoel dat ik je helemaal niet ken.’
De drie genoemde opties verschillen subtiel.
Bij de 1e endow* je je eigen personage. Dit kun je vervolgens uitbouwen, bijvoorbeeld door te vertellen waarom je er niet bij bent met je hoofd (‘Ik moet steeds denken aan dat gesprek met mijn baas vanochtend’).
Bij de 2e optie formuleer je een wens/doel voor je personage. Dat is ook endowment, zelfs een sterkere dan in optie 1.
In optie 3 endow je de relatie met de ander. Hoe heerlijk als een personage dit zegt en daarna een stilte laat vallen. Drama!
* Endowment is een in Amerika veel gebruikte impro-term. Hij is wat lastig in het Nederlands te vertalen, maar je kunt het zien als ‘betekenis toekennen’.
Let wel, dit alles laat je je personage zeggen. Het is geen meta-impro waarbij je eruit stapt en de scène als speler becommentarieert.
Misschien valt het je op dat je hiermee niet het probleem van de vergeten naam hebt opgelost. Dat is hier ook niet het doel. Het doel is het ontladen van de spanning die wordt gecreëerd door de innerlijke criticus. Een impro-er vol zelfvertrouwen en zonder sterke criticus, kan een naam vergeten zonder dat dat spanning oplevert. Hij/zij denkt gewoon ‘oh, ik ben de naam vergeten’. Geen ‘kut’, geen ‘shit’, geen ‘oh jee’, geen zelfverwijt. Ook voor deze speler valt de vergeten naam niet ineens als bij toverslag uit de lucht. Maar dat geeft niet, want er is zoveel wat mis gaat in impro, en ach, hoe erg is dat nou? En, eerlijk is eerlijk, als er niet de hele tijd een innerlijke criticus doorheen tettert, is de kans veel groter dat de speler goed heeft kunnen luisteren toen de personages hun namen kregen en ze dus gewoon weet.
Een ander voorbeeld:
Je snapt bij god niet meer waar de scène over gaat en blijft maar denken ‘waar moet dit heen?!’ (met daaronder de onbewuste rampgedachte dat het vreselijk is als de scène mislukt). Je kunt je personage zich letterlijk af laten vragen ‘waar het heen moet’, maar liever niet elke scène opnieuw. Ook dit kun je prima reframen naar een dramatisch gegeven:
- ‘Ik voel me een beetje verdwaald.’
- ‘Ik zie geen toekomst meer.’
- ‘Ik wou dat ik meer focus had in mijn leven.’
- ‘Soms wordt het zwart voor mijn ogen.’
En nee, ook hiermee is niet opgelost waar de scène heen gaat. Of…. toch wel? Als je er een dramatische reframing op loslaat, zou dat zomaar eens kunnen zijn waar de scène vanaf dat moment over gaat.
Irritante medespelers
Een deel van de kritische gedachten in je hoofd gaat niet over jou maar over je medespelers. In deel 1 van deze blog legde ik al uit dat dit een uitingsvorm is van hetzelfde mechanisme. Kritisch zijn op een ander is een manier om je onzekerheid over jezelf niet te hoeven voelen. Ook hier kan je het reframen heerlijk toepassen:
Je ergert je aan je drentelende medespeler. De voor de hand liggende – maar niet altijd constructieve – ontlading van deze spanning in jouw systeem: ‘Jezus, sta nou stil’.
Andere mogelijkheden:
- ‘Je bent zenuwachtig hè?’ (eventueel gevolgd door een toelichting: ‘Het wordt vast een goeie speech.’)
- ‘Ik voel me ongemakkelijk.’ Punt. Benoem hoe jij je voelt door het gedrag van de ander maar koppel het los van de ander.
- ‘Ik wou dat ik zo dynamisch was als jij!’ Hoppa, hebben we in één zin endowment van je medespeler én een ambitie voor jouw personage!
Soms is het natuurlijk heel bevrijdend om gewoon te zeggen ‘Jezus, sta nou stil!’. Dit vraagt wel wat vertrouwen tussen de spelers. Zodra drentelen geen bewuste dramatische keuze is, maar een spannings-ontladend mechanisme van het lijf van de speler, weet je dat die speler zich onveilig voelt. Als je de ander wilt laten schitteren kun je dan het beste de reframe-techniek toepasssen. Door het endowment dat daar in zit help je meteen de scène een stuk vooruit.
Krijg je hem al een beetje door? Nou vooruit, nog eentje om het af (of nou ja, aan) te leren:
Je medespeler speelt reactief, jij moet al het werk doen, hij/zij is vooral stil.
- ‘Ik voel me eenzaam.’
- ‘Je lijkt zo ver weg, wat is er aan de hand?’ Of, met meer endowment: ‘Je lijkt zo ver weg, je ziet op tegen het afscheid hè?’
- ‘Ik wou dat ik meer rust in mijn leven had.’
Onder-incasseren
Nou dacht je dat je het door had, maar ga ik toch nog een ander punt maken.
We zijn nu steeds bezig met het dramatischer maken. Maar je kan dat ook heel simpel níet doen.
Vaak gaat het zo:
Speler A is ergens in de scène of voorstelling reeds geëndowd met de naam Floris. Speler B is slecht in het onthouden van namen.
B: ‘Hee Henk, hoe is het?’
A: [kut ik heet geen Henk! Toch? Of heb ik het zelf nou verkeerd onthouden? Nou ja, ik ga het maar niet benoemen want ik moet alles accepteren en als ik het nu benoem dan wordt het alleen maar ingewikkeld]
Rest ensemble: [kut hij heette toch geen Henk? Of wel? Nou ja, we gaan vanaf nu de naam van dit personage maar vermijden]
Het kan ook zo:
B: ‘Hee Henk, hoe is het?’
A: ‘Ik heet Floris’
B: ‘Weet ik, ik vind Henk gewoon ook heel goed bij je passen’ OF ‘Ach ja, sorry, ik verwar je zo vaak met je broer’ OF ‘oh ja suf ik was er met mijn hoofd even niet bij’.
A gaat door met scene en gaat dit niet onnodig belangrijk maken. Als ie dat wel zou doen dan zou speler B waarschijnlijk voortaan in alle voorstellingen een verward personage spelen en dat wordt saai.
Dus: opmerken, oplossen, onder-incasseren en dóór. Of: opmerken, dramatisch reframen, over-incasseren en dóór. In elk geval wil je dóór. Niet blijven hangen in de groef van zelfkritiek (en als dat wel gebeurt, dan laat je je personage zeggen: ‘Ik heb het gevoel dat ik niet meer vooruit kom’).
Daag me uit! Schrijf een belemmerende gedachte die tijdens een impro-scène kan voorkomen in de (Facebook) comments en ik zal kijken of ik hem kan vertalen.
—
NB: op zaterdagmiddag 3 maart geef ik in Amsterdam een (Engelstalige) workshop (4 uur voor €30) over de innerlijke criticus bij Tag Out Theatre.
https://www.tagouttheatre.com/learn
https://www.facebook.com/events/579651815703014/