Och, wat was het vroeg. Met de make-up van de voorstelling nog korrelig op mijn gezicht zittend, krabbelde ik zondagochtend uit bed. Zaterdagavond een voorstelling tegen Aangenaam Verrast spelen en dan zondag zonder dat extra uurtje slaap (schijt zomertijd) snel naar Amsterdam Zuidoost. Want daar stond me een les te wachten. Om te geven. Aan kinderen. Je weet wel, van die drukke wezens zonder ook maar enige structuur, laat staan een duidelijke wie-wat-waar. Waarom dacht ik ook alweer dat dit een goed idee was?
IMC Weekendschool zet zich in om jongeren uit achterstandswijken te laten zien wat er eigenlijk allemaal kan in de wereld. Ze krijgen elke zondag les van professionals (en ik viel dus in deze categorie) uit totaal verschillende vakgebieden om er op deze manier achter te worden wat ze later willen worden als ze groot zijn. Na een drietal danslessen in de Stadsschouwburg, was het tijd om het toneel-blok af te sluiten met de spannendste vorm van theater: improvisatie. Bij het voorbespreken met de klassendocenten bleek dat zij het eigenlijk ook best spannend vonden. Want moesten ze meedoen of juist aan de kant zitten? En er waren een paar verlegen meisjes, zou dat wel goed komen?
Of het goed zou komen, heb ik me tijdens het voorbereiden ook meermaals afgevraagd. De klassendocent vroeg om een lesplan en dus schreef ik dit keer de oefeningen helemaal uit, inclusief doel en opstelling van de klas. Ik heb wel vaker workshops of lessen gegeven, maar deed dit altijd aan de hand van een lijstje opgeschreven steekwoorden die alleen ik begreep, niet een klassendocent. Want waar voor mij het steekwoord ‘ik ben een boom’ boekdelen spreekt, gingen haar wenkbrauwen omhoog. En kon ik kinderen net als bij andere groepen ook echt games laten spelen? En een wie-wat-waar opbouwen? Of ging dit te ver voor 12-jarigen en was simpelweg lopen als een oma al genoeg uitdaging?
Grote chaos
Ik besloot de les te beginnen met een open gesprek over improviseren in het algemeen. ‘Juf Roos, dat doe ik heel vaak hoor, als ik bijvoorbeeld te laat thuis ben gekomen, dan improviseer ik een smoes’. Nadat de leerlingen ook aan mij vragen mochten stellen (‘Welke rapper vindt u dope?’), gingen we beginnen. Ik merkte inderdaad wat onzekere meiden, die soms wat stilletjes probeerden te verdwijnen onder de vloer. Het contrast kon niet groter zijn met wat andere leerlingen die maar bleven schreeuwen dat ze ook een idee hadden. Ik merkte af en toe grote chaos tijdens oefeningen en stilte was een schaars goed. Soms keek ik de klassendocenten onzeker aan en dan knikten ze bemoedigend. Want, zo legden ze later in de pauze uit, ze vinden stil zijn moeilijk omdat ze gewoon enthousiast zijn. En twaalf. Lastig vond ik het dan ook om soms toch leerlingen direct aan te spreken en te vragen om stil te zijn, ze deden immers wel goed mee en ik wilde dat enthousiasme niet stilleggen.
Na een pauze waarin ik mijn bevindingen kon delen met mijn twee mede-gastdocenten, die samen de andere groep voor hun rekening hadden genomen, besloot ik wat meer een publiek-sfeer te bouwen. Publiek zijn was eigenlijk ook een rol, zo legde ik uit, en wat was daar heel belangrijk bij? Juist ja: stil zijn. Dat snapten ze gelukkig. Ik leerde dat er een groot verschil is tussen de reactie van volwassenen en kinderen als je vraagt om 6 spelers op de vloer. Waar volwassenen zelf tellen en blijven zitten wanneer 6 spelers staan, springen kinderen met 15 tegelijk op en kijken je met puppy-ogen aan om vervolgens diep teleurgesteld te zijn wanneer je ze vraagt toch weer te gaan zitten en de volgende scène pas te spelen.
Frenna
Ik heb jabber-interviews gezien met Geert Wilders en Frenna (‘juf, iedereen weet toch wie dat is, dat ga ik echt niet uitleggen hoor’), een leerling Newton horen uitleggen als ‘ik ben die vent die onder die boom zit en de appel op z’n kop krijgt en dan die zwaartekracht bedenkt’, heel veel poep- en scheetverhalen, maar vooral heel veel blije gezichtjes. Na een vragenrondje ‘Heeft u wel eens in het buitenland opgetreden?’, ‘Komt u volgende week weer?’, besefte ik dat mijn verwachtingen deels klopten. Want ja, kinderen zijn superdrukke wezens zonder veel structuur, maar dit maakt ze juist lekker los. Ze hebben nog geen sociale angst en houden niet van stil zijn. Maar dat gebrek aan stilte, dat vulden ze op met een gierende kinderlach. En dat geluid was misschien nog wel fijner dan een gestructureerde stilte.
IMC Weekendschool drijft op betrokkenheid van partners: bedrijven, organisaties en fondsen die hen steunen met geld, locaties, diensten en advies. Ze kunnen altijd hulp gebruiken, ga voor meer informatie naar http://www.imcweekendschool.nl/help-mee-met-imc-weekendschool
Wat goed, Roos! Goeddat je zo’n taak op je neemt, goed hoe je het werk beschrijft en het lijkt me heel zinvol. Je in een ander verplaatsen, voor het voetlicht komen – goed dat je dat aan anderen leert. (Maar ‘steekwoorden’ is een germanisme, spreekt de frik. ‘Trefwoorden’, )