Op het Theatersportweekend 2015 gaf ik een workshop over de Innerlijke Criticus: het stemmetje in je hoofd dat je vertelt dat je het niet goed doet. Alle workshopdeelnemers kenden het wel: ‘Dat was geen goeie grap!’ ‘Dit Vlaamse accent klinkt als Brabants, sufkut!’ ‘Je hebt niet goed opgelet en nou ben je de namen vergeten…’ ‘De anderen kunnen veel beter improviseren dan jij!’ Ik schrijf deze zinnetjes nu in de Jij-vorm, maar de meeste spelers zullen ze ervaren in de Ik-vorm. En daar begint de ellende.
Wat maakt een goede game?
Wat maakt een goede game? Uiteraard heeft iedereen daar zo zijn eigen mening over. En uiteraard zijn die verdeeld.
Grappige-namen-terreur
Als ik ergens een theatersport-wedstrijd aangekondigd zie staan, moet ik altijd meteen denken aan het tv-programma Vijf Tegen Vijf. Hierin streden teams van 5 personen tegen elkaar, die moesten raden wat de Nederlandse bevolking op een bepaalde vraag had geantwoord. De teams bestonden meestal uit familieleden, buren of collega’s die volgens het format van het programma een ludieke team-naam moesten hebben. En dus had je daar “Adema Girls”, “Happy Family”, “Team Groente en Fruit” of “De HB-tjes”. Snappen jullie waarom ik hieraan moet denken? Juist. Zet die namen op een poster en je hebt een theatersport-wedstrijd. “Maandag 5 oktober is het weer tijd voor een spannend avondje theatersport waarin De HB-tjes op eigen terrein worden uitgedaagd door Team Groente en Fruit. Toegang slechts 5 euro.”
Sportnamen
Ik weet niet wat de achtergrond is van de grappige-namen-terreur in de theatersport. De namen bestaan al zolang ik aan impro doe (een jaartje of 12) en ongetwijfeld zijn ze er al sinds de begintijd – die volgens mij samenviel met de glorietijd van Vijf tegen Vijf in de jaren ’80, maar misschien is dat toeval. En natuurlijk, ik weet dat theatersport “ook maar een spelletje” is, dat het een hobby is die uitgevoerd wordt door amateurs, enzovoort enzovoort, maar dan toch: Waarom die namen? Neem je de “sport” in theatersport serieus, dan zouden sportnamen logischer zijn. Wat dat betreft komt TVA het dichtst bij qua naam, en die hebben dan wel geen F-jes maar wel een cijfersysteem voor de verschillende groepen (tegenwoordig is dat een kleurensysteem, red). Maar zelfs als je niet in de sporttermen wil duiken, zijn er toch echt betere namen te bedenken dan de lolligheid waar de theatersport mee overspoeld is. Want dat is dus precies wat ik er op tegen heb: de lolligheid.
Lolligheid
Wat voor signaal geven al die namen aan het publiek? Vooral een lollig schuifdeuren-gehalte. Een slecht woordgrapje, een gekke woordcombinatie, maar dan net niet inventief genoeg om het Vijf tegen Vijf-niveau te ontstijgen. Laagdrempelig lachen in het buurthuis. Goedkoop en zichzelf niet serieus nemend. Als je een groep bent met de ambitie om wedstrijden te spelen en mensen hiermee te vermaken, als je aandacht besteedt aan wat je aantrekt op het podium en hoe je decor er uit ziet, en als je het publiek vraagt om te betalen, dan mag daar best wel een wat ambitieuzere naam bij. Als je dan ook nog lange vormen speelt of andere impro-varianten die geen wedstrijd-element in zich hebben, dan is zo’n Vijf tegen Vijf-naam helemaal een tang op een varken.
Toch bedenken nieuwe theatersport-groepen nog steeds dat soort ludieke namen. Waarom? Waarschijnlijk omdat je, zeker als je begint, nog geen idee hebt. Dan heb je net een of twee cursuspresentaties gedaan waarin je ook halsoverkop een naam voor je team moest bedenken, en ben je gewend om on the spot iets lolligs te verzinnen, bij gebrek aan beter. En zo blijven de lollige namen eerder regel dan uitzondering in impro-land, terwijl Vijf tegen Vijf al heel wat jaren van de buis af is.
Anders
Theatersport- en Improverenigingen van Nederland, ik snap dat jullie vast zitten aan je naam en dat je die niet graag wil veranderen. Maar mag ik dan toch in ieder geval de gelegenheidsgroepen, nieuwe samenstellingen en frisse nieuwe verenigingen die in de loop van de tijd ontstaan, vriendelijk vragen om eens een naam te kiezen die wat meer past bij de ambitie en stijl van de groep? Zo verlaten we langzamerhand de jaren ’80 en ontststijgen we het schuifdeuren-niveau tegelijk. Ik weet niet wat de rest van de Nederlandse bevolking hier van vindt, maar ik stem in ieder geval vast voor.
Impro clips – Messing With A Friend
Improvisatie hoor je live te zien, vind ik. Niet op film. In het hier en nu, waar je het zweet kan ruiken en het spuug ziet vliegen. Maar als je voorbij je eigen impro-horizon wilt kijken, dan zijn online clips van impro-voorstellingen best handig. En heel leuk. Daarom zie je hier af en toe impro clips! Deel 2: Messing with a friend.
[Lees meer…]
Improheld: mijn eerste docent
Als laatste stond ik op. Omdat het moest. Iedereen was al geweest. Uiteindelijk ging ik dan ook maar. Met lood in mijn schoenen. De theatersportdip was hard en heftig. Ik wilde echt niet meer. Had geen plezier meer. Was vooral kritisch op mezelf. Gelukkig was hij daar…
Later leerde ik de term bewust onbekwaam; je weet wat de bedoeling is, maar het lukt je niet. Het waren de laatste lessen van mijn eerste jaar theatersport. Waar ik in het begin keihard was gegaan, genietend van elk moment, daar was de energie nu helemaal weg. Ik stond op het punt te stoppen, ik was er klaar mee. Weg met theatersport. Weg met impro. Volgende hobby…
Niet dus! Nu is impro mijn werk. Fulltime. Met ‘Applied Improvisation’ verdien ik mijn geld. Dat allemaal door die ene docent.
Je kunt het
De tweede theatersportvoorstelling van mijn leven kwam eraan, een associatieve longform. Eigenlijk wilde ik niet meer meedoen, maar dat accepteerde hij niet. Sterker nog, hij gaf mij en een medecursist de taak om met één format de rode draad te zijn van de voorstelling. Zoals ik toen boven mezelf uitsteeg heb ik daarna zelden meer meegemaakt. Ik wist het zeker: dit wilde ik nooit meer kwijt, wat een heerlijk gevoel. Meteen daarna vroeg hij me om samen met zes ervaren spelers op te treden voor een groep pubers van het Sint Michaël College in Zaandam. Weer zo’n gave voorstelling en deze keer kreeg ik er nog voor betaald ook!
Toen ik bij CREA klaar was met theatersport loodste hij me de leukste theatersportgroep van Nederland binnen, de Lelijke Eendjes. Daarnaast gaf hij me de tip om bij TVA te gaan. De groep met het rijkste aanbod van improcursussen in Nederland. Theatersport was mijn tophobby geworden. Overdag werkte ik als accountmanager bij een ICT bedrijf. Ik was degene die het contact met de klanten legde en onze diensten verkocht. Leuk werk hoor en toffe collega’s, maar echt warm werd ik er niet van. Theatersport, dat was wat ik wilde.
Noem je dit werk?
Voelde hij het aan? Uit het niets belde hij me. Of ik zin had om een bedrijfsklus te doen met hem. Natuurlijk wilde ik dat. Scènes spelen voor werknemers die een reorganisatie doormaakten. Toen ik hem in actie zag, werd ik jaloers dat iemand zulk gaaf werk kon hebben. Niet dat ik er verder iets mee deed. Dat durfde ik niet. Ik had al een baan. Dus reed ik elke dag op en neer naar Utrecht om onze ICT-diensten te verkopen aan iedereen die maar wilde.
“Met Daniëlle Voeten van Crea. Ik heb je naam doorgekregen van één van onze theatersportdocenten. Hij kan een lessenreeks niet draaien. Kun jij morgen langskomen voor een gesprekje?” Zes dagen later stond ik voor zestien onbekende cursisten in de muziekzaal van het oude Crea: “Ik ben Sven Lanser, jullie theatersportdocent!” Wisten zij veel. Vanaf dat moment racete ik elke dinsdag vanaf mijn werk naar Crea om les te geven. Eten deed ik in de trein.
Ander leven
Voor hem was het misschien iets kleins. Hij zag iets in mij. Voor mij was het life-changing. Steeds opnieuw gaf hij me een duwtje in de rug:
- Hij introduceerde me als docent bij Crea. Nu geef ik lessen en workshops bij groepen door heel Nederland en zelfs daarbuiten.
- Hij vroeg me voor een bedrijfsklus. Nu verdien ik mijn geld met applied improvisation.
- Hij nam me mee om te spelen in Istanbul. Dit jaar speel ik in België, Duitsland, Portugal, Italië en wederom Istanbul.
- Hij vroeg me als mede-nachtburgemeester van IMPRO Amsterdam. Nu ben ik artistiek leider van dit prachtige improfestival.
Hij stelde me voor aan iedereen die er toe deed in improviserend Amsterdam. Nam me mee naar klussen, naar optredens, naar festivals. Ik ben hem heel dankbaar voor al de deuren die hij voor me opende. Maar het allermooiste is dat hij het niet alleen voor mij deed. Ik ken niemand die zoveel mensen motiveert, stimuleert, inspireert. Niemand die zoveel mensen dat beslissende tikje geeft op hun levenspad.
Als hij er niet was geweest…? Dan werkte ik nu nog bij een ICT-bedrijf.
Marijn Vissers, jij bent mijn held. Maar bovenal ben je mijn vriend. Dank je wel!