Wanneer ik workshops geef aan groepen die al ietwat ervaring hebben, vraag ik de deelnemers vaak bij aanvang naar hun favoriete verhalen; dat kunnen boeken zijn, toneelstukken, films of televisieseries. Typische antwoorden die je dan krijgt zijn bijvoorbeeld Star Wars, Star Trek films, Lord of the Rings, Game of Thrones of series zoals Orange is the New Black, Californication, Bruce Willis-style actiefilms zoals de Die Hard reeks of rampenfilms zoals Titanic. Of boeken zoals Honderd Jaar Eenzaamheid en het oeuvre van Shakespeare. En dan vraag ik meestal een uurtje na aanvang van de workshop waarom de deelnemers niet spelen wat ze zelf goed vinden. Bijna altijd (afhangend van de workshop – ik kom hierop in de vervolg-post nog terug) zijn de scènes die ze opzetten “gewone” 21ste eeuwse situaties, met “gewone” 21ste eeuwse personages. Ik noem dat “huis-tuin-en-keukenimpro” (in het Engels “Martha Stewart Improv”) en het ergert me mateloos dat ik dat veel te vaak zie op scène. Dus ik ben gaan nadenken over hoe en waarom dat gebeurt.