Werken met tieners. Ik geef al dertien jaar theaterles aan ze en ik raak het maar niet zat. En waarom?
Als ze binnen komen, zitten ze al meteen met elkaar te geiten en te rotzooien. Ze houden hun jas aan, pakken hun telefoon erbij, kijken me niet aan als ik tegen ze spreek, luisteren wel naar het gesmiespel van hun buurman maar kijken niet op als ik begin. Leuk? Och, niet altijd. Maar daar gaat het niet om.
Als trainer en docent vraag ik me – in al mijn werk – regelmatig af: doe ik het wel goed? Was de inhoud pakkend? Was de vorm passend? Wat vonden de deelnemers van de training? Wat vonden ze van de stof? Wat vonden ze van… Mij?
Oh jee, en eenmaal down that rabbit hole kan het twijfelen aan jezelf je zo de hele avond ophouden. De onzekerheid, de existentiële vragen, de alles overweldigende identiteitscrisis. (Oke, misschien liet ik me even meeslepen, maar je herkent vast het gevoel.)
Welnu, werken met tieners kan je hiervan genezen. Serieus.
Een tiener zit tussen servet en tafellaken. In dat ongemakkelijke gebied van kind naar volwassene moet een tiener de hele dag leven. Over onzekerheden gesproken! Wat beslis ik zelf en wat moet ik aan mijn ouders overlaten? Wat wil ik zelf en wat willen mijn vrienden? Wanneer ben ik een kind en wanneer ben ik al volwassen? Wat kan ik zelf en wat durf ik nog niet? Wie ben ik? Wie ben ik? Ik? IK?
Dus al dat rotzooien, hangen, smiespelen, appen, giechelen en veilig in je jas hangen is gewoon die zoektocht. Uitvinden wie je in hemelsnaam bent. En als theaterdocent vind ik het prachtig om daar soms een beetje bij te kunnen helpen. Om de plek te bieden waar ze de acteur in henzelf ontdekken, of juist de doorzetter, de totaal onverwachte grappenmaker, de actieve meedenker, de winnaar van het spel, of de weirdo die er toch gewoon bij hoort.
Want het draait om een hele hoop dingen bij de tieners in mijn les, maar er is één geruststellende gedachte: het draait zeker niet om mij.