‘Het ligt niet aan jou, het ligt aan mij’. Dat is wat ik had kunnen zeggen tegen impro, vlak voordat ik onze break inlaste. Het is namelijk even uit tussen impro en mij. Wat we eerst zo aantrekkelijk aan elkaar vonden, is langzaam vervaagd. En er zijn momenten dat ik haar – impro is in mijn personificatie zeker vrouwelijk – niet eens meer herken, laat staan dat ik begrijp waarom ik zo verliefd op haar werd.
Laat ik een stapje terug doen. Ik zit sinds een tijdje overspannen thuis. Het blijkt dat op de werkvloer ‘Yes and’ blijven zeggen niet voor lang werkt. Sterker nog, een ‘No’ is niet een blokkade voor je collega opwerpen, het is een super effectief middel om je grens aan te geven. Kantoor bleek een hele andere wereld dan het podium. Een monoloog van mijn kant werd niet beloond met een applaus, maar met kritische vragen. De draaideur was daadwerkelijk een deur. En de diashow bleek een saaie powerpointpresentatie. Wat werk en impro echter wel met elkaar gemeen hebben, is dat ik het nu allebei stom vind.
Nu heb ik er het volste vertrouwen in dat ik het plezier in werk wel weer terug ga vinden. Laten we het in godsnaam hopen, want ik heb volgens de voorspellingen nog zo’n kleine 50 jaar te werken tot mijn – eventuele – pensioen. Maar mijn plezier in impro, daar maak ik me best zorgen over. Hoe kan iets waar ik al jaren een bak vol energie van krijg, waar ik (tot vervelends toe) vol passie over praat, waar ik fotolijstjes mee vol heb hangen, me opeens zo koud laten? Zittend aan de kant van een paar trainingen bij m’n lieve clubje Placebo, overdacht ik dit vraagstuk. Volgens mij ligt het aan de volgende drie zaken.
Ik vind niets meer leuk.
Hoe verdrietig dit ook klinkt, het is nu toch de realiteit. Al zet je me in een zaal met de grappigste cabaretiers, de prachtigste kunst of het lekkerste eten: het laat me koud. De grapjes op de trainingen waren niet leuk meer en de mooie, oprechte scènes saai. En als het me vanaf de zijkant niet kon bekoren, kon het me al helemaal niet enthousiasmeren om zelf een scène mee te doen.
Ik voel bij alles druk
Hoe vaak ik niet zelf tegen leerlingen heb staan roepen: ‘Je kan dit niet fout doen, werkelijk alles is goed’, mijn hoofd gelooft daar nu niets meer van. Bij een simpel associatie-spelletje, beginnen mijn oksels spontaan aan een waterballet. Ik betrap mezelf erop van tevoren een antwoord te bedenken, wat universeel ‘goed’ zal zijn.
Bij elke groepjes-opdracht waarbij we iets moeten voorbereiden, raak ik in paniek. Want dan MOET ik dus iets, terwijl ik eigenlijk even niets kan, en ik al veel te veel heb moeten moeten, en ik daarom in deze situatie zit, kak ik zit in deze situatie, KAK ik kan nu ook al niet genieten, kom Roos even genieten nu, KAKKERDEKAK, nu moet ik ook al genieten, shit wat zei de docent nou, nog maar 1 minuut?! En terwijl ik met suizende oren en een duizend-meter-sprint-hartslag om me heen kijk, zie ik mijn teamleden lachend met elkaar overleggen. ‘Joh, fuck it’, zeggen ze, ‘we doen gewoon wat’. En precies dat, ‘fuck it’, dat kan ik nu dus totaal niet.
Ik wil controle
Misschien weet je nog wel de eerste keer dat je voor publiek speelde, in de coulissen stond en dacht: waarom doe ik dit? Dat je opeens besefte dat je geen idee hebt wat er precies ging gebeuren, wat de suggesties zouden zijn of welke games je precies zou spelen. En na die eerste keer dacht je waarschijnlijk vooral: wat was dit vet om te doen!
Omdat je begint te houden van die onwetendheid. Omdat dat exact de kracht is van impro: totaal in het moment dealen met de situatie waarin werkelijk alles kan gebeuren. Maar deze realiteit van oneindige mogelijkheden, zit me nu dwars. Het feit dat een medespeler je op ieder moment zou kunnen zoenen, de pianist ieder moment een lied af kan dwingen of een jurylid kan roepen ‘ga verder in rijm’, past simpelweg niet in je hoofd. Je kan al die opties niet overdenken, je kan je er niet op voorbereiden en je hebt er geen controle op. En ik ben nu juist op zoek naar controle, naar een stukje veiligheid zodat ik niet continu waakzaam en dus gespannen hoef te zijn.
En juist het tegenovergestelde van deze drie stellingen hebben me ooit zo laten vallen voor impro. Ik vond alles leuk, voelde geen druk en ik genoot van het niet hebben van controle. Het voelde als vrij zijn.
Liefdesverdriet
Deze drie punten zijn vast maar een klein stukje van de puzzel, maar het heeft mij in ieder geval geholpen om dit eens op te schrijven. De afgelopen tijd is voor veel mensen uitdagend geweest en er zullen vast anderen zijn die nu ook niet lekker in hun vel zitten. Wat heeft dat voor invloed op de impro-romance? Wellicht zijn er andere spelers die zich in mijn verhaal herkennen en die hun liefde weer hebben hervonden? Dan bij deze een oproep voor tips!
En zolang ik nog zit met dit liefdesverdriet, geniet ik maar van yoga. Because we all need our rebound.
Roos.
Ja dit hoor ik als (toegepaste) Impro trainer veel vaker en je hebt gelijk. Overal ja tegen zeggen en meteen meedoen is niet verstandig.
Volgens mij wordt is ja zeggen in de Impro mindset vooral heel goed luisteren naar je medespelers en daarna een reactie geven die daar voor jou nu bij past. Een paar voorbeelden:
Nee is een heel goed antwoord op een huwelijksaanzoek (op het toneel). Zolang je ook speelt dat je weet dat de ander het meende.
Als iemand op toneel zegt “ik ben een bakker”. Is nee je bent een slager echt blokkeren, maar O ik heb een biefstuk nodig een echte ja en … (zeker als je speciaal naar deze persoon toegekomen bent.)
Voor mij is Impro zo goed mogelijk luisteren naar wat er is en dan besluiten wat jij daar nu mee wil (en nu ff niet meedoen kan een hele goeie ja en zijn, vooral als je gehoord hebt waaraan). Als tegeltjeswijsheid:
Bij “Ja en ….” Is ja met een hoofdletter geschreven.
Dankjewel voor dit herkenbare stukje! Ik hoop de impro mindset weer wat te kunnen vergroten. En het verlies herken ik ook! Lastig omdat ik het ook gebruik in mijn werk. Tegelijkertijd zorgt voor het aanleren en verkopen van deze mindset dat je er zelf ook soms weer even in komt.
Ik denk wel, dat het vaker doen, echt zal helpen.
Dus ik maak het nog niet uit. Ik mis wel het ‘geluksgevoel van de beginnende impro’er’.
Klinkt ook een beetje al de ‘7 year itch’, het gevoel dat veel spelers na een aantal jaar krijgen Soms goed even een jaartje helemaal iets anders te doen. Maar het kan ook minder rücksichtslos, bijvoorbeeld door een ander format te spelen. In vergelijking met shortform biedt longform meer ruimte voor karakter- en spelverdieping, en geeft in mijn eigen ervaring ook meer voldoening.
Verder kan het zijn dat de afwezigheid van publieke optredens ook een rol speelt: het repeteren zonder de directe feedback van een live publiek dat met je ‘mee ademt’ heb ik zelf als een enorm gemis ervaren afgelopen jaar.
Tot slot: laat ‘improwaarheden’ los als ze belemmeren: prima om in het begin daar steun aan te hebben, maar als ze gaan knellen dan kun je ze beter als een oud korset achter je laten. Probeer bijvoorbeeld eens niet een scène narratief verder te helpen, maar reageer alleen vanuit een personage. Of zeg gewoon eens een hele scène niets: levert een heel andere dynamiek op. Impro kan dan weer opnieuw één grote ontdekkingstocht worden.
Hi, je bent overspannen en daar hoort bij dat je het leukste niet meer leuk vind, de liefste niet meer lief en het leven is trouwens
sowieso klote en… Enz
Wat jij nodig hebt is een reset en rust om je systeem weer op te laden. Dat kost tijd (afhankelijk van hoe je ermee om gaat) Je uitgeputte hormoonsysteem vraagt om herstel. (Bijna) niets meer leuk vinden is een beschermings mechanisme van je lichaam tegen het maar doorgaan.
Klote gevoel, maar het gaat weer voorbij…. Na rust en reset van prio’s.(en misschien een reset van je grenzen…? Het echte leven vraagt om duidelijke nee’s nu een dan)
Excuus voor mijn ongevraagde mening, maar het is toevallig mijn vak.
De kans dat je binnenkort weer full-on verder impro’t is groot. Of… Misschien is het klaar….
You never know.
Success met je herstel