Afgelopen weekend was de loting voor het Nederlands Theatersport Toernooi (NTT) en voor het eerst in zes jaar heb ik me niet ingeschreven. Waarom dat is en wat daaraan vooraf ging, lees je hier.
Wat vooraf ging
Afgelopen jaar deed ik voor de vijfde keer mee aan het NTT. Voor de tweede keer speelde met Het Gevolg, nadat ik eerder deelnam als speler van De Vereeniging (2x) en De Firma (1x). Nu ik dit schrijf bedenk ik me dat het dus een soort van lustrum voor me was, hoewel dat niemand zal interesseren (zelfs mij niet).
Jureren
De enige andere keer dat ik niet als speler meedeed de afgelopen zes jaar was toen we het presteerden om als één na laatste uit de koker te komen en dus uitgesloten waren van deelname. Vervolgens heb ik toen het hele weekend punten en goedbedoelde opmerkingen uitgedeeld als jurylid. Het jureren, samen met Matthijs Kop en Roos Slingerland, vond ik verrassend leuk om te doen. Weinig gezeur, veel positieve reacties en we kregen zelfs de halve finale in de grote zaal toegewezen.
Jaartje overslaan
Toch wilde ik het jaar daarna graag weer spelen en het was weer super om te doen. Wel riep al tijdens het toernooi te pas en, vooral, te onpas dat ik een jaartje wilde overslaan. Ik vond (en vind) dat het toernooi wel erg groot was geworden en hoe kun je daar nou beter wat aan doen dan zelf eens niet inschrijven? Maar mijn voornaamste reden was dat het me ook wel eens fijn leek een editie niet mee te gaan in de hectiek van het toernooi.
Deadline
Die gedachte hield een paar maanden stand. Tot de deadline van de inschrijving in zicht kwam. Het was al gauw duidelijk dat Het Gevolg niet mee zou doen en dat vond ik helemaal prima. Ik ging toch niet meedoen tenslotte. Lekker een jaartje niet. Kijk, als er nou drie spelers stonden te trappelen en ik echt echt écht nodig was om een team compleet te krijgen, dan wilde ik het wel overwegen. Maar liever niet. Nee hoor, ik heb vaak genoeg meegedaan. Aan mijn lijf geen polonaise.
Overboord
Op zekere dag werd ik voorzichtig gepolst of ik misschien – eventueel! slag om de arm! – interesse had om met een andere groep mee toen. Trouw aan mijn rotsvaste voornemen hield ik de boot nog een beetje. Ik zei iets als ‘ik wil het wel overwegen, maar ik weet niet of ik het doe hoor, hou me maar op de hoogte’. Maar als ik heel eerlijk ben: van binnen kieperde ik mijn hele voornemen met het grootste gemak overboord. Van ‘ik doe niet mee’ naar ‘jaaaaa ik ben van de partij’ in tien seconden.
Onrust
Nadat bleek dat mijn diensten toch niet nodig waren, bleef het onrustige gevoel. Moet ik niet toch…? Ik speelde een superleuk bedrijfsoptreden (drie kwartier vrije longform voor een dolenthousiaste zaal) en meteen daarna dacht ik: mmh misschien is dit ook een leuke basis voor een gelegenheidsgroepje. Als ik die-en-die en deze-of-gene nou eens optrommel, dan hebben we een superleuk team! Dat kan nog precies voor de inschrijving begint!
Impro als verslaving
Ok, toegegeven, ik chargeer een beetje. Beetje veel misschien wel. Maar de grote lijn klopt: improvisatietheater spelen heeft iets verslavends. Meedoen aan een toernooi versterkt dat bij mij alleen maar. De spanning, de ontlading, de teleurstelling, de euforie… Is dat erg? Niet per se, er zijn verslavingen die een stuk erger zijn. Ik heb altijd met veel plezier meegedaan aan het NTT, maar het ook altijd erg intensief beleefd. Voor mezelf is het denk ik goed om eens stil te staan bij de vraag: waarvoor doe ik het eigenlijk?
Nou, daarom dus
Juist door eens pas op de plaats te maken, wil ik daar een beetje achter komen. Ik denk dat het te vergelijken is met een maand zonder koffie of alcohol (heb ik ook wel eens gedaan). Ik drink graag koffie, bier en wijn, maar door dat even niet te doen, word ik me bewust van mijn eigen gedrag. Drink ik nog wel koffie omdat ik het lekker vind of kieper ik het achterover uit gewoonte? Drink ik een drankje omdat ik er zin in heb of omdat ‘het erbij hoort’ / ik bang ben dat ik het anders niet naar mijn zin heb in bepaalde situaties?
Kortom…
Op dit moment ben ik van plan om het NTT 2020 als bezoeker mee te maken, lekker voorstellinkjes bekijken, vrienden steunen en koffie en bier drinken. Ik sluit niet uit dat ik me alsnog inschrijf als jurylid of presentator, maar als ik de komende maanden wanhopig willekeurige teams benader met de vraag of ze niet misschien nog een speler nodig hebben: negeer me, houd afstand en neem contact op met mijn mentaal begeleider en/of de lokale verslavingszorg.
Leuke blog Sytse! Mooi om te lezen hoe je zo bewust met jezelf bent in wel of niet meedoen… wat gebeurt er dan een hoop als je zo´n keuze maakt om niet mee te doen haha… Ik herken ook het deel in mezelf dat vindt dat ik erbij MOET zijn, en dat dat deel eigenlijk een stuk dwingender klinkt dan realistisch is. Ik speel nu alweer voor de derde keer niet mee en dat stuk in mij heeft het ieder jaar nog een beetje lastig gevonden om niet naar HET impro-event van het jaar te gaan. Toch bleef dat een beetje een zaak van het hoofd en ben ik er wel beter in geworden om die gedachte rustig langs te laten varen.
Ik merk nu sinds korte tijd dat die druk eraf is dat ik weer echt intrinsieke zin voel om zelf meer te gaan spelen. Dus wie weet tot volgend jaar! 😉
Groetjes, Jeroen
Leuk te lezen,
Tip. Ga er eens een jaartje helemaal tussenuit, dus ook niet kijken.
Ik ging een tijd lang ieder jaar naar het theatersportweekend. Op een gegeven moment merkte ik dat het groepje wat ook ieder jaar kwam wel een beetje vernauwend werd. Telkens dezelfde patronen en steeds iets geslotener en durf ik het te zeggen, misplaatst exclusief? Soort Versailles, dan snap je wel wat ik bedoel. Ik werd er steeds ongemakkelijker van. Ik stapte nog één keer aan boord voor de organisatie (het was het jaar dat het TSW van Elst naar st Michaelgestel verhuisde) maar het ongemakkelijke gevoel bleef en werd groter. Ik besloot uit de organisatie te stappen en ben sindsdien niet meer naar het TSW gegaan en eerlijk, het was heerlijk. Hetzelfde ook een keer gedaan met theatersport an sich. Een jaartje gestopt met de jonge woudlopers en het spelen van wedstrijden. Dat was genoeg, ik kreeg weer honger. Maar het is heel fijn om even uit dat netwerk te stappen. Dan is er nog een interessant gegeven wat je benoemd. Het professioneel spelen, en daarmee bedoel ik niets meer of minder dan voor geld en de doelstellingen van een opdrachtgever. Ik merk dat het veel spelen/acteren in professionele zin een extra honger kan geven naar spelen voor mezelf. Eerst was dat nog niet en werd het zelfs een beetje vermoeid. Weer spelen bleh. Dat had te maken met de balans tussen amateur en prof spelen. En amateur bedoel ik in de betekenis zoals die bedoelt is “liefhebber” ik speel voor de liefhebberij niet om het ambacht. Wanneer de keren dat ik amateur speel evenveel is als de keren dat ik prof speel (dat was met name vroeger het geval, het “o ik mag spelen en krijg betaald postje” ipv “o god waar vind ik de tijd om nog iets te posten, straks weten potentiële opdrachtgevers niet wat ik nu allemaal doe”) dan verdwijnt het verschil en is het amateur spel niet langer een kadootje. Wanneer het aantal prof spel voor mij veel groter is dan het amateur spel (deze ‘week’ 7-12-18-12 met 16 prof en 3 amateurs incl trainingen) is het echt weer een kadootje. En qua NTT ga ik volgend jaar (2021) jureren of presenteren.